__________________ Zie voor schriftelijke gedachtenwisseling met Staten stukken Zitting 2010-3612 A° 2011 N° 65 PUBLICATIEBLAD LANDSVERORDENING van de 15de december 2011 tot vaststelling van titel 4 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (Landsverordening huur). ______________ IN NAAM DER KONINGIN! _______ De Waarnemende Gouverneur van Curaçao, In overweging genomen hebbende: dat het wenselijk is de zevende titel van Boek 7A van het Burgerlijk Wetboek te vervangen door een nieuwe titel Huur als titel 4 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en in verband daarmee het Burgerlijk Wetboek te wijzigen; dat het ontwerp aan de Staten van de Nederlandse Antillen is aangeboden op 19 juli 2010 en onder verwijzing naar additioneel artikel IV bij de Staatsregeling van Curaçao, de behandeling is voortgezet. Heeft, de Raad van Advies gehoord, met gemeen overleg der Staten, vastgesteld onderstaande landsverordening: ARTIKEL I In Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt een nieuwe titel opgenomen die als volgt komt te luiden: Titel 4 Huur Afdeling 1 Algemene bepalingen Artikel 201 1. Huur is de overeenkomst waarbij de ene partij, de verhuurder, zich verbindt aan de andere partij, de huurder, een zaak of een gedeelte daarvan in gebruik te verstrekken en de huurder zich verbindt tot een tegenprestatie. 65 - 2 - 2. Huur kan ook op vermogensrechten betrekking hebben. In dat geval zijn de bepalingen van deze titel van toepassing, voor zover de strekking van die bepalingen of de aard van het recht zich daartegen niet verzet. Artikel 202 Indien de huurder recht heeft op de vruchten van de zaak, geldt dit recht als een genotsrecht als bedoeld in artikel 17 van Boek 5. De huurder verkrijgt dit recht van de dag van ingang van de huur af met dien verstande dat burgerlijke vruchten van dag tot dag berekend worden. Afdeling 2 Verplichtingen van de verhuurder Artikel 203 De verhuurder is verplicht de zaak ter beschikking van de huurder te stellen en te laten voor zover dat voor het overeengekomen gebruik noodzakelijk is. Artikel 204 1. De verhuurder heeft met betrekking tot gebreken van de zaak de in deze afdeling omschreven verplichtingen. 2. Een gebrek is een staat of eigenschap van de zaak of een andere niet aan de huurder toe te rekenen omstandigheid, waardoor de zaak aan de huurder niet het genot kan verschaffen dat een huurder bij het aangaan van de overeenkomst mag verwachten van een goed onderhouden zaak van de soort als waarop de overeenkomst betrekking heeft. 3. Een feitelijke stoornis door derden zonder bewering van recht als bedoeld in artikel 211 en een bewering van recht zonder feitelijke stoornis zijn geen gebreken in de zin van het tweede lid. Artikel 205 De uit deze afdeling voortvloeiende rechten van de huurder komen aan deze toe, onverminderd alle andere rechten en vorderingen. Artikel 206 1. De verhuurder is verplicht op verlangen van de huurder gebreken te verhelpen, tenzij dit onmogelijk is of uitgaven vereist die in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs niet van de verhuurder zijn te vergen. 2. Deze verplichting geldt niet ten aanzien van de kleine herstellingen tot het verrichten waarvan de huurder krachtens artikel 217 verplicht is, en ten aanzien van gebreken voor het ontstaan waarvan de huurder jegens de verhuurder aansprakelijk is. - 3 - 65 3. Is de verhuurder met het verhelpen in verzuim, dan kan de huurder dit verhelpen zelf verrichten en de daarvoor gemaakte kosten, voor zover deze redelijk waren, op de verhuurder verhalen, desgewenst door deze in mindering van de huurprijs te brengen. Artikel 207 1. De huurder kan in geval van vermindering van huurgenot ten gevolge van een gebrek een daaraan evenredige vermindering van de huurprijs vorderen van de dag waarop hij van het gebrek behoorlijk heeft kennis gegeven aan de verhuurder of waarop het gebrek reeds in voldoende mate bekend was om tot maatregelen over te gaan, tot die waarop het gebrek is verholpen. 2. De huurder heeft geen aanspraak op huurvermindering ter zake van gebreken die hij krachtens artikel 217 verplicht is te verhelpen, of voor het ontstaan waarvan hij jegens de verhuurder aansprakelijk is. Artikel 208 Onverminderd de gevolgen van niet-nakoming van de verplichting van artikel 206 is de verhuurder tot vergoeding van de door een gebrek veroorzaakte schade verplicht, indien het gebrek na het aangaan van de overeenkomst is ontstaan en aan hem is toe te rekenen, alsmede indien het gebrek bij het aangaan van de overeenkomst aanwezig was en de verhuurder het toen kende of had behoren te kennen, of toen aan de huurder heeft te kennen gegeven dat de zaak het gebrek niet had. Artikel 210 1. Indien een gebrek dat de verhuurder ingevolge artikel 206 niet verplicht is te verhelpen, het genot dat de huurder mocht verwachten, geheel onmogelijk maakt, is zowel de huurder als de verhuurder bevoegd de huur op de voet van artikel 267 van Boek 6 te ontbinden. 2. Een verplichting van een der partijen tot schadevergoeding ter zake van een gebrek omvat mede de door het eindigen van de huur ingevolge het eerste lid veroorzaakte schade. Artikel 210a 1. Indien een gebrek in de zin van artikel 204 het deel van gehuurde woonruimte dat voor de huurder en zijn gezin voor bewoning noodzakelijk is, onbewoonbaar maakt dan wel werkzaamheden tot verhelpen van een zodanig gebrek dit doen of zullen doen, is de huurder bevoegd de huur op de voet van artikel 267 van Boek 6 te ontbinden. 2. De huurder heeft dezelfde bevoegdheid, wanneer het gebruik van de gehuurde woonruimte gevaren oplevert. Van dit lid kan niet ten nadele van de huurder worden afgeweken. 3. Artikel 210, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing. 65 - 4 - Artikel 211 1. Wanneer tegen de huurder door een derde een vordering wordt ingesteld tot uitwinning of tot verlening van een recht waarmee de zaak waarop de huurovereenkomst betrekking heeft, ingevolge die overeenkomst niet belast had mogen zijn, is de verhuurder na kennisgeving daarvan door de huurder gehouden in het geding tussen te komen. 2. De verhuurder moet aan de huurder alle door deze vordering ontstane kosten vergoeden, maar, als de kennisgeving niet onverwijld is geschied, alleen de na de kennisgeving ontstane kosten. 3. Wanneer tegen de onderhuurder een vordering betreffende het ondergehuurde wordt ingesteld door de hoofdverhuurder, zijn de voorgaande leden van overeenkomstige toepassing op de onderverhuurder. Voor de toepassing van artikel 73 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt deze vordering gelijkgesteld aan een vordering tot uitwinning. Afdeling 3 De verplichtingen van de huurder Artikel 212 De huurder is verplicht de tegenprestatie op de overeengekomen wijze en tijdstippen te voldoen. Artikel 213 De huurder is verplicht zich ten aanzien van het gebruik van de gehuurde zaak als een goed huurder te gedragen. Artikel 214 De huurder is slechts bevoegd tot het gebruik van de zaak dat is overeengekomen, en, zo daaromtrent niets is overeengekomen, tot het gebruik waartoe de zaak naar zijn aard bestemd is. Artikel 215 1. De huurder is niet bevoegd de inrichting of gedaante van het gehuurde geheel of gedeeltelijk te veranderen dan na schriftelijke toestemming van de verhuurder, tenzij het gaat om veranderingen en toevoegingen die bij het einde van de huur zonder noemenswaardige kosten kunnen worden ongedaan gemaakt en verwijderd. 2. Indien het de huur van woonruimte betreft, verleent de verhuurder binnen acht weken de toestemming in ieder geval, indien de voorgenomen veranderingen de verhuurbaarheid van het gehuurde niet schaden, niet leiden tot een waardedaling van het gehuurde dan wel geen zwaarwichtige bezwaren aan zijn zijde zich tegen het aanbrengen daarvan verzetten. 3. Indien de verhuurder de toestemming niet verleent, kan de huurder vorderen dat de rechter hem zal machtigen tot het aanbrengen van de veranderingen. Indien de verhuurder niet tevens de eigenaar, vruchtgebruiker of erfpachter van de zaak is, draagt de verhuurder ervoor zorg dat ook de eigenaar, vruchtgebruiker of erfpachter tijdig in het - 5 - 65 geding wordt geroepen. Indien op de zaak een hypotheek rust, bestaat deze verplichting tevens ten aanzien van de hypotheekhouder. 4. De rechter wijst de vordering in ieder geval toe, indien de verhuurder op grond van het tweede lid toestemming had behoren te geven. In andere gevallen wijst hij de vordering slechts toe, indien de veranderingen noodzakelijk zijn voor een doelmatig gebruik van het gehuurde door de huurder of het woongenot verhogen en geen zwaarwichtige bezwaren aan de zijde van de verhuurder zich tegen het aanbrengen daarvan verzetten. 5. De rechter kan aan de machtiging voorwaarden verbinden of daarbij een last opleggen; hij kan op vordering van de verhuurder de huurprijs verhogen, indien de veranderingen daartoe aanleiding geven. 6. In geval van huur van een gebouwde onroerende zaak of een gedeelte daarvan kan van het eerste tot en met vijfde lid niet ten nadele van de huurder worden afgeweken, tenzij het de buitenzijde van gehuurde woonruimte betreft. Artikel 216 1. De huurder is tot de ontruiming bevoegd door hem aangebrachte veranderingen en toevoegingen ongedaan te maken, mits daarbij het gehuurde in de toestand wordt gebracht, die bij het einde van de huur redelijkerwijs in overeenstemming met de oorspronkelijke staat kan worden geacht. 2. De huurder is niet verplicht tot het ongedaan maken van geoorloofde veranderingen en toevoegingen, onverminderd de bevoegdheid van de rechter om hem op de voet van artikel 215, vijfde lid, de verplichting op te leggen hiervoor vóór de ontruiming van het gehuurde zorg te dragen. 3. De huurder kan ter zake van geoorloofde veranderingen en toevoegingen die na het einde van de huurovereenkomst niet ongedaan worden gemaakt, vergoeding vorderen voor zover artikel 212 van Boek 6 dat toestaat. Artikel 217 De huurder is verplicht te zijnen koste de kleine herstellingen te verrichten, tenzij deze nodig zijn geworden door het tekortschieten van de verhuurder in de nakoming van zijn verplichting tot het verhelpen van gebreken. Artikel 218 1. De huurder is aansprakelijk voor schade aan de verhuurde zaak die is ontstaan door een hem toe te rekenen tekortschieten in de nakoming van een verplichting uit de huurovereenkomst. 2. Alle schade wordt vermoed daardoor te zijn ontstaan, behoudens brandschade en, in geval van huur van een gebouwde onroerende zaak of een gedeelte daarvan, schade aan de buitenzijde van het gehuurde. 3. Onverminderd artikel 224, tweede lid, wordt de huurder vermoed het gehuurde in onbeschadigde toestand te hebben ontvangen. 65 - 6 - Artikel 219 De huurder is jegens de verhuurder op gelijke wijze als voor eigen gedragingen aansprakelijk voor de gedragingen van hen die met zijn goedvinden het gehuurde gebruiken of zich met zijn goedvinden daarop bevinden. Artikel 220 1. Indien gedurende de huurtijd dringende werkzaamheden aan het gehuurde moeten worden uitgevoerd of de verhuurder krachtens artikel 56 van Boek 5 iets moet toestaan ten behoeve van een naburig erf, moet de huurder daartoe gelegenheid geven, onverminderd zijn aanspraken op vermindering van de huurprijs, op ontbinding van de huurovereenkomst en op schadevergoeding. 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing wanneer de verhuurder met voortzetting van de huurovereenkomst wil overgaan tot renovatie van de gebouwde onroerende zaak waarop die overeenkomst betrekking heeft, en daartoe aan de huurder een, gelet op het belang van de verhuurder en de belangen van de huurder en eventuele onderhuurders, redelijk voorstel doet. Een dergelijk voorstel wordt schriftelijk gedaan. Onder renovatie wordt zowel sloop met vervangende nieuwbouw als gedeeltelijke vernieuwing door verandering of toevoeging verstaan. 3. Het eerste en tweede lid doen niet af aan de bevoegdheid van de verhuurder om de huurovereenkomst op te zeggen op de grond dat hij de zaak dringend nodig heeft voor renovatie, voor zover zulks kan worden gebracht onder de wettelijke opzeggingsgronden die gelden voor een gebouwde onroerende zaak als waarop de huurovereenkomst betrekking heeft. Artikel 221 1. De huurder is niet bevoegd het gehuurde geheel of gedeeltelijk aan een ander in gebruik te geven. 2. In afwijking van het eerste lid is de huurder van een zelfstandige woonruimte die in die woonruimte zijn hoofdverblijf heeft, bevoegd een deel daarvan aan een ander in gebruik te geven, tenzij hij moest aannemen dat de verhuurder tegen het in gebruik geven aan die ander redelijke bezwaren zal hebben. Artikel 222 Indien de huurder gebreken aan de zaak ontdekt of derden hem in zijn genot storen of enig recht op de zaak beweren, moet hij daarvan onverwijld aan de verhuurder kennis geven, bij gebreke waarvan hij verplicht is aan de verhuurder de door de nalatigheid ontstane schade te vergoeden. Artikel 223 De huurder van een onroerende zaak of een gedeelte daarvan is, indien de verhuurder tot verhuur na afloop van de lopende huur of tot verkoop wenst over te gaan, verplicht te dulden dat aan de - 7 - 65 zaak de gebruikelijke kennisgevingen van het te huur of te koop zijn worden aangebracht, en aan belangstellenden gelegenheid te geven tot bezichtiging. Artikel 224 1. De huurder is verplicht het gehuurde bij het einde van de huur weer ter beschikking van de verhuurder te stellen. 2. Indien tussen de huurder en verhuurder een beschrijving van het verhuurde is opgemaakt, is de huurder gehouden de zaak in dezelfde staat op te leveren waarin deze volgens de beschrijving is aanvaard, met uitzondering van geoorloofde veranderingen en toevoegingen en hetgeen door ouderdom is teniet gegaan of beschadigd. 3. Indien geen beschrijving is opgemaakt, wordt de huurder ten aanzien van het onderhoud dat ten laste van de huurder komt, behoudens tegenbewijs, verondersteld het gehuurde in goede staat te hebben ontvangen en moet hij het gehuurde in die staat teruggeven. Artikel 225 Houdt de huurder na het einde van de huur het gehuurde onrechtmatig onder zich, dan kan de verhuurder over de tijd dat hij het gehuurde mist, een vergoeding vorderen gelijk aan de huurprijs, onverminderd, indien zijn schade meer dan deze vergoeding bedraagt, zijn recht op dit meerdere. Afdeling 4 De overgang van de huur bij overdracht van de verhuurde zaken en het eindigen van de huur Artikel 226 1. Overdracht van de zaak waarop de huurovereenkomst betrekking heeft en vestiging of overdracht van een zelfstandig recht van vruchtgebruik, erfpacht of opstal op de zaak waarop de huurovereenkomst betrekking heeft, door de verhuurder doen de rechten en verplichtingen van de verhuurder uit de huurovereenkomst, die daarna opeisbaar worden, overgaan op de verkrijger. 2. Overdracht door een schuldeiser van de verhuurder wordt met overdracht door de verhuurder gelijkgesteld. 3. De verkrijger wordt slechts gebonden door die bedingen van de huurovereenkomst, die onmiddellijk verband houden met het doen hebben van het gebruik van de zaak tegen een door de huurder te betalen tegenprestatie. 4. Bij huur van woonruimte of bedrijfsruimte ten aanzien waarvan afdeling 5, § 3 van overeenkomstige toepassing is, dan wel een gedeelte daarvan kan niet van de voorgaande leden worden afgeweken. Artikel 227 In geval van vestiging of overdracht van een beperkt recht op de verhuurde zaak, dat niet onder artikel 226, eerste lid, is begrepen, is de gerechtigde jegens de huurder verplicht zich te onthouden van een uitoefening van dat recht, die het gebruik door de huurder belemmert. 65 - 8 - Artikel 228 1. Onverminderd afdeling 5, paragraaf 3, en afdeling 6, eindigt een huur voor bepaalde tijd aangegaan, zonder dat daartoe een opzegging vereist is, wanneer die tijd is verstreken. 2. Een huur voor onbepaalde tijd aangegaan of voor onbepaalde tijd verlengd eindigt door opzegging. Heeft de huur betrekking op een onroerende zaak, dan dient de opzegging te geschieden tegen een voor huurbetaling overeengekomen dag op een termijn van tenminste een maand. Artikel 229 1. De dood van de huurder of de verhuurder doet de huur niet eindigen. 2. Indien de erfgenamen van de huurder niet bevoegd zijn de zaak aan een ander in gebruik te geven, kunnen zij gedurende zes maanden na het overlijden van hun erflater de overeenkomst op een termijn van tenminste een maand opzeggen. 3. Indien een huurder twee of meer erfgenamen nalaat, is de verhuurder verplicht zijn medewerking te verlenen aan de toedeling van de rechten en verplichtingen van de overleden huurder uit de huurovereenkomst door de gezamenlijke erfgenamen aan een of meer van hen, tenzij de verhuurder tegen een of meer van de aangewezenen redelijke bezwaren heeft. Artikel 230 Indien na afloop van een huurovereenkomst de huurder met goedvinden van de verhuurder het gebruik van het gehuurde behoudt, wordt daardoor, tenzij van een andere bedoeling blijkt, de overeenkomst, ongeacht de tijd waarvoor zij was aangegaan, voor onbepaalde tijd verlengd. Afdeling 5 Bijzondere bepalingen inzake de huur van woonruimte § 1 Algemeen Artikel 231 1. Deze afdeling is uitsluitend van toepassing op huur van woonruimte. 2. Onder woonruimte wordt verstaan een gebouwde onroerende zaak voor zover deze als een zelfstandige dan wel niet zelfstandige woning is verhuurd, alsmede de onroerende aangehorigheden. Onder woonruimte wordt mede verstaan een perceel grond dat verhuurd is om te worden gebruikt voor bewoning. 3. Onder huurcommissie wordt verstaan een huurcommissie als bedoeld in paragraaf 4 van deze afdeling. Artikel 232 Deze afdeling is niet van toepassing op huur welke een gebruik van woonruimte betreft dat naar zijn aard slechts van korte duur is. - 9 - 65 Artikel 233 1. De echtgenoot van een huurder is van rechtswege medehuurder, zolang de woonruimte de echtgenoot tot hoofdverblijf strekt, ongeacht of de huurovereenkomst voor dan wel na het aangaan van het huwelijk is gesloten. 2. Voor de verplichtingen uit de huurovereenkomst, behalve voor zover deze reeds opeisbaar waren voordat de echtgenoot medehuurder werd, zijn de huurder en de medehuurder jegens de verhuurder hoofdelijk aansprakelijk. 3. Indien de huurovereenkomst ten aanzien van de huurder eindigt, wordt de medehuurder huurder. 4. Indien de in het eerste lid bedoelde echtgenoot hetzij ingevolge een beschikking als bedoeld in artikel 826, eerste lid, onderdeel a, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, hetzij ingevolge onderlinge overeenstemming in verband met een verzoek tot echtscheiding of scheiding van tafel en bed niet het gebruik heeft van de echtelijke woonruimte, brengt dit voor de toepassing van dit artikel geen verandering in het hoofdverblijf. 5. In geval van echtscheiding of scheiding van tafel en bed kan de rechter in eerste aanleg op verzoek van een echtgenoot bepalen wie van de echtgenoten huurder van de woonruimte zal zijn. De rechter bepaalt tevens de dag van ingang van de huur met deze echtgenoot. Op dezelfde dag eindigt de huur met de andere echtgenoot. Artikel 234 Bij overlijden van de huurder zet de echtgenoot die medehuurder is de huur als huurder voort. Hij kan de huur binnen zes maanden na het overlijden bij exploot of aangetekende brief opzeggen met ingang van de eerste dag van de tweede maand na opzegging. Artikel 235 Indien een echtgenoot die als medehuurder tegenover de verhuurder beroep gedaan heeft op de artikelen 233 en 234, hertrouwt, kan met betrekking tot dezelfde woonruimte de nieuwe echtgenoot geen beroep doen op de artikelen 233 en 234. Artikel 236 Hebben twee personen tien jaren of langer samengeleefd als waren zij gehuwd, dan zijn de artikelen 233 tot en met 235 van overeenkomstige toepassing. Artikel 237 Van de artikelen 233 tot en met 236 kan niet ten nadele van de echtgenoot of de in artikel 236 bedoelde levensgezel worden afgeweken. 65 - 10 - Artikel 238 Van deze afdeling kan niet ten nadele van de huurder worden afgeweken. § 2 De huurprijs Artikel 239 Ter zake van huur gelden de huurprijzen die partijen zijn overeengekomen, voor zover uit deze afdeling niet anders voortvloeit. Artikel 240 1. Indien de marktwaarde van woonruimte in onbewoonde staat NAF. 150.000,- of minder bedraagt, kunnen de huurder en de verhuurder de huurcommissie verzoeken de maximale huurprijs vast te stellen. 2. De bedragen, genoemd in het eerste lid, kunnen worden gewijzigd bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, telkens wanneer de prijsontwikkeling daartoe aanleiding geeft. 3. Bij verhuur van een gemeubileerde woonruimte is de verhuurder verplicht de prijzen voor woonruimte en meubilering afzonderlijk vast te stellen. Voor zowel woonruimte als meubilering kan de huurder de huurcommissie verzoeken de maximale prijs vast te stellen. 4. Het derde lid is ten aanzien van servicekosten van overeenkomstige toepassing. Artikel 241 De huurcommissie stelt de maximale prijs vast met ingang van een door de huurcommissie te bepalen tijdstip, dat niet eerder ligt dan de eerste dag van de maand waarin het verzoek is gedaan en niet later dan zestig dagen na dagtekening van de beschikking. Artikel 242 De vaststelling door de huurcommissie staat niet in de weg aan de geldigheid van een in de huurovereenkomst opgenomen beding tot aanpassing van de huurprijs aan de geldontwaarding. Artikel 243 1. Bij de huurprijsvaststelling houdt de huurcommissie rekening met de marktwaarde, waaronder begrepen de marktwaarde van de grond, van de betreffende woonruimte in onbewoonde staat, met dien verstande dat de huurprijs per jaar niet meer dan 12% van die marktwaarde mag bedragen. 2. Bij de huurprijsvaststelling houdt de huurcommissie voorts rekening met de staat van onderhoud van de woonruimte, voor zover het onderhoud ten laste van de verhuurder komt. - 11 - 65 Artikel 244 Bij landsbesluit kan worden bepaald dat ten aanzien van aangewezen woningbouwcorporaties, voor de toepassing van artikel 239, eerste lid, en artikel 240 niet de marktwaarde maar de geïndexeerde bouwkosten, waaronder begrepen de waarde van de grond, als basis wordt genomen. Artikel 245 De huurcommissie is bevoegd, ambtshalve of op verzoek van de huurder, de huurprijs voorwaardelijk vast te stellen, in die zin, dat zolang de door haar aangewezen verbeteringen of herstellingen aan de woonruimte niet zijn aangebracht binnen een bij de uitspraak te bepalen tijd, een lagere huurprijs geldt. Artikel 246 1. Van de uitspraak van de huurcommissie staat zowel voor de huurder als voor de verhuurder gedurende zes weken na de dagtekening van de mededeling beroep open bij de rechter in eerste aanleg. Titel 10, afdelingen 3, 4 en 6, van Boek 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is van toepassing. 2. De rechter in eerste aanleg behandelt en beslist de bij hem aangebrachte zaken zo spoedig mogelijk. Indien hij de uitspraak niet bevestigt, doet hij wat de huurcommissie had behoren te doen. 3. Tegen zijn beschikking staat geen andere voorziening open dan cassatie in het belang der wet. Artikel 247 1. Elk in verband met de totstandkoming van een huurovereenkomst betreffende woonruimte gemaakt beding, niet de huurprijs betreffende, voor zover daarbij ten behoeve van een der partijen een niet redelijk voordeel wordt overeengekomen, is vernietigbaar. 2. Elk in verband met de totstandkoming van een zodanige huurovereenkomst gemaakt beding, voor zover daarbij door of tegenover een derde enig niet redelijk voordeel wordt overeengekomen, is vernietigbaar. § 3 Opzegging door de verhuurder Artikel 248 1. De huur van woonruimte wordt door opzegging van de zijde van de verhuurder niet beëindigd, indien voor de beëindiging niet de toestemming van de huurcommissie is verkregen. 2. Indien de huur van rechtswege een einde zou nemen, zonder dat opzegging is vereist, maar de huurder deze voor bepaalde of onbepaalde tijd wenst te verlengen, houdt de huur niet op dan na verkregen toestemming van de huurcommissie. 65 - 12 - Artikel 249 De huurcommissie kan aan haar toestemming voorwaarden verbinden betreffende het gebruik van de woonruimte. Indien een voorwaarde niet wordt nagekomen, kan de huurcommissie op verzoek van de oorspronkelijke huurder de toestemming intrekken en de woonruimte aan de oorspronkelijke huurder toewijzen, onverminderd diens recht op schadevergoeding. Artikel 250 1. De huurcommissie verleent haar toestemming indien de huurder niet aan zijn in afdeling 3 omschreven verplichtingen voldoet. Zij kan de huurder, op zijn verzoek, een termijn gunnen om alsnog aan zijn verplichting te voldoen. Na het verstrijken van die termijn beslist de huurcommissie na verhoor, althans behoorlijke oproeping, van partijen. 2. In bijzondere gevallen kan de huurcommissie de beëindiging van de huur op andere grond toestaan, indien haar blijkt, dat de eigenaar, of in geval van gedeeltelijke onderhuur, de hoofdbewoner daarbij een rechtmatig belang heeft. 3. Indien de huurcommissie haar toestemming verleent, bepaalt zij, met inachtneming van artikel 228, het tijdstip waarop de huur een einde zal nemen en geeft zij een bevel tot ontruiming. Artikel 251 1. Een onherroepelijk geworden bevel tot ontruiming levert een executoriale titel op, die met toepassing van de voorschriften van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan worden tenuitvoergelegd. 2. De huurcommissie kan het bevel tot ontruiming niet uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Artikel 252 Van de uitspraak van de huurcommissie staat zowel voor de huurder als voor de verhuurder beroep op de rechter in eerste aanleg open. Artikel 246 is van toepassing. § 4 De huurcommissie Artikel 253 1. De huurcommissie bestaat uit drie leden. 2. Onder de leden is een voorzitter. 3. Voorts worden benoemd een plaatsvervangend voorzitter en plaatsvervangende leden. Waar in deze paragraaf wordt gesproken van voorzitter, is de plaatsvervangende voorzitter daar mede onder begrepen. Waar in deze paragraaf wordt gesproken van leden, zijn de plaatsvervangende leden daar mede onder begrepen. - 13 - 65 Artikel 254 Aan de huurcommissie worden een secretaris en een plaatsvervangend secretaris toegevoegd. Waar in deze paragraaf wordt gesproken van secretaris, is de plaatsvervangende secretaris daar mede onder begrepen. Artikel 255 De voorzitter, de verdere leden en de secretaris worden bij landsbesluit benoemd en ontslagen. Artikel 256 De leden en de secretaris genieten voor hun werkzaamheden een schadeloosstelling, waarvan het bedrag bij landsbesluit wordt vastgesteld. Artikel 257 1. Een zaak kan alleen schriftelijk bij de huurcommissie aanhangig worden gemaakt. 2. Indien een verzoekschrift niet voldoende mededeling bevat, stelt de secretaris de verzoeker in de gelegenheid het verzoekschrift aan te vullen. De secretaris is hem daarbij, voor zoveel nodig, behulpzaam. Artikel 258 1. De huurcommissie kan geen zaak behandelen, indien niet drie leden aanwezig zijn. 2. Bij afwezigheid of ontstentenis van de secretaris worden zijn werkzaamheden verricht door het lid van de huurcommissie dat de voorzitter daartoe zal aanwijzen. Artikel 259 1. De huurcommissie is bevoegd, al dan niet na beëdiging, getuigen of deskundigen te horen of te doen horen. Die personen zijn verplicht te verschijnen en de gevorderde voorlichting te geven. 2. Aan de verschenen personen kan vergoeding worden toegekend op de voet van het Tarief justitiekosten strafzaken. 3. Ook kan de huurcommissie getuigen of deskundigen horen, die door een der partijen meegebracht, vrijwillig voor haar verschijnen. Artikel 260 1. Ter zake van de werkzaamheden van de huurcommissie worden aan belanghebbenden geen kosten in rekening gebracht. 2. Alle stukken, krachtens deze afdeling opgemaakt, zijn vrij van kosten. 65 - 14 - Artikel 261 De leden en de secretaris der huurcommissie zijn verplicht het geheim der beraadslagingen te bewaren. Zij zijn voorts verplicht tot geheimhouding omtrent al hetgeen hun in hun hoedanigheid is bekend geworden. Artikel 262 De leden onthouden zich van deelneming aan de behandeling van enige zaak, welke hen, hun echtgenoten of bloed- of aanverwanten tot en met de derde graad, persoonlijk aangaat, of waarin zij of een der genoemde personen als gemachtigden zijn betrokken. Deze onthouding wordt ten aanzien van de bepaalde zaak als afwezigheid aangemerkt. Artikel 263 De oproeping van de huurder en van de verhuurder, alsmede van de getuigen en deskundigen, om bij de behandeling van een verzoek om vaststelling van een huurprijs of om toestemming tot beëindiging van de huur tegenwoordig te zijn, geschiedt met overeenkomstige toepassing van Boek 1, titel 10, afdeling 3, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, waarbij voor griffier wordt gelezen: secretaris van de huurcommissie, en voor rechter in eerste aanleg: de voorzitter van de huurcommissie. Artikel 264 Huurder en verhuurder kunnen zich voor de huurcommissie door een gemachtigde doen bijstaan of door een schriftelijk gemachtigde doen vertegenwoordigen. Artikel 22 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is van overeenkomstige toepassing. Artikel 265 1. De huurcommissie kan een of meer van haar leden opdragen de zaken te onderzoeken, voordat deze door haar worden behandeld en beslist. 2. De huurcommissie kan voorts een of meer van haar leden opdragen een plaatselijk onderzoek in te stellen of getuigen of deskundigen te horen. Zij kan aan deze leden de secretaris toevoegen. Artikel 266 1. In alle zaken doet de voorzitter hoofdelijk rondvraag, te beginnen met het jongste lid in leeftijd. Zelf brengt hij het laatst zijn advies uit. 2. Ieder aanwezig lid is verplicht zijn advies uit te brengen. - 15 - 65 Artikel 267 Alle beslissingen worden genomen bij meerderheid van stemmen. Artikel 268 De uitspraak van de huurcommissie wordt op het verzoekschrift gesteld of daaraan gehecht. Zij vermeldt de leden, die haar hebben gegeven, en wordt door de voorzitter en de secretaris ondertekend. Ook een grosse van een bevel tot ontruiming, bedoeld in artikel 250, derde lid, en artikel 251, wordt door hen ondertekend. Artikel 269 1. De huurcommissie behandelt en beslist de bij haar aangebrachte zaken zo spoedig mogelijk. Haar beslissing is met redenen omkleed. 2. De voorzitter bepaalt na afloop van de behandeling de dag waarop de huurcommissie uitspraak zal doen en deelt deze dag aan de verhuurder en de huurder mede. Op verlangen van de verhuurder of de huurder kan de huurcommissie de uitspraak uitstellen. 3. De huurcommissie deelt aan de verhuurder en de huurder haar uitspraak bij aangetekende brief mee. Artikel 270 De secretaris is bij de zittingen der huurcommissie tegenwoordig. Hij houdt aantekening van hetgeen aldaar verhandeld wordt, met vermelding van de zakelijke inhoud van de verklaringen der door de commissie gehoorde personen. Artikel 271 Op schriftelijke aanvrage geeft de secretaris schriftelijke inlichtingen betreffende uitspraken der huurcommissie inzake vaststellingen van huurprijzen en toestemmingen tot beëindiging van huur. Artikel 272 1. De secretaris houdt twee afzonderlijke registers, te weten: a. van de uitspraken der huurcommissie, waarbij beslist is op verzoeken om vaststelling van de huurprijs (‘Vaststellingen’); b. van de uitspraken der huurcommissie, waarbij beslist is op verzoeken om toestemming tot beëindiging van huur (‘Beëindiging’). 2. In deze registers worden, ieder onder een afzonderlijk nummer, kort vermeld alle zaken in volgorde, waarin zij worden aangebracht. 65 - 16 - Artikel 273 Voor de bestrijding van bureau-onkosten en de uitbetaling van de aan getuigen en deskundige toe te leggen vergoedingen worden de secretaris gelden ter beschikking gesteld. Afdeling 6 Bijzondere bepalingen inzake de huur van bedrijfsruimte Artikel 274 1. Afdeling 5, paragrafen 2 tot en met 4, is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van winkels, magazijnen, tapperijen, koffiehuizen, logementen, sociëteiten, bierhuizen, ijshuizen, restaurants en kantoren, met dien verstande dat in plaats van het in artikel 239, eerste lid, genoemde percentage een maximumpercentage van 14% zal gelden. 2. Afdeling 5, paragrafen 2 tot en met 4, is niet van toepassing ten aanzien van zeehavens, luchthavens, hotels en op de in het eerste lid bedoelde panden voor zover deze in een zeehaven, op een luchthaven of in een hotel gevestigd zijn of daarmee ruimtelijk verbonden zijn. Artikel 275 Van deze afdeling kan niet ten nadele van de huurder worden afgeweken. ARTIKEL II 1. In artikel 17 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek wordt aan het slot van onderdeel j de punt vervangen door een puntkomma en wordt een onderdeel toegevoegd, luidende: k. de aanleg en verwijdering van een net, bestaande uit een of meer kabels of leidingen, bestemd voor transport van vaste, vloeibare of gasvormige stoffen, van energie of van informatie. 2. In artikel 20 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek wordt vóór de tekst de aanduiding ‘1.’ geplaatst en wordt een lid toegevoegd, luidende: 2. In afwijking van het eerste lid behoort de eigendom van een net, bestaande uit een of meer kabels of leidingen, bestemd voor transport van vaste, vloeibare of gasvormige stoffen, van energie of van informatie, dat in, op of boven de grond van anderen is of wordt aangelegd, toe aan de bevoegde aanlegger van dat net dan wel aan diens rechtsopvolger. 3. Aan artikel 87, tweede lid, derde volzin, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek wordt toegevoegd: tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald. 4. In artikel 1309, derde lid, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek wordt ‘artikel 1593 van Boek 7A’ vervangen door: artikel 227 van Boek 7. ARTIKEL III Na artikel 144 van de Landsverordening overgangsrecht nieuw Burgerlijk Wetboek worden de volgende acht artikelen ingevoegd: - 17 - 65 Artikel 147 Procedures inzake overeenkomsten van huur en verhuur, waarin het inleidend verzoekschrift is ingediend voor het tijdstip van in werking treden van titel 4 van Boek 7, worden, met inbegrip van een eis die in het geding bij wijze van reconventie is of wordt gedaan, beheerst door het recht dat voor dat tijdstip gold. Artikel 148 Bepalingen die tot nietigheid of vernietigbaarheid van een beding in een huurovereenkomst leiden, zijn met ingang van het tijdstip van in werking treden van titel 4 van Boek 7 van toepassing op de op dat tijdstip bestaande huurovereenkomsten. Artikel 149 Voor zover het veranderingen van de inrichting of de gedaante van het gehuurde betreft, waartoe de huurder slechts met toestemming van de verhuurder bevoegd is, is artikel 215 van Boek 7 van toepassing, indien de verhuurder op het tijdstip van het in werking treden van titel 4 van Boek 7 een verzoek van de huurder om die toestemming te geven nog niet heeft beantwoord, mits dit verzoek niet langer dan drie maanden voor dat tijdstip is gedaan. In dat geval begint de in artikel 215, tweede lid, bedoelde termijn pas op het tijdstip van die inwerkingtreding te lopen. Artikel 150 Artikel 220, tweede lid, van Boek 7 is niet van toepassing, indien het door dit lid vereiste redelijke voorstel onder het voorafgaande recht is gedaan. Artikel 151 Artikel 221 van Boek 7 is niet van toepassing op huurovereenkomsten die voor het tijdstip van het in werking treden van titel 4 van Boek 7 zijn gesloten. Artikel 152 Artikel 224, derde lid, van Boek 7 is niet van toepassing op huurovereenkomsten die voor het in werking treden van titel 4 van Boek 7 zijn gesloten. Artikel 153 Indien de huurder voor het in werking treden van titel 4 van Boek 7 is overleden, maar op het tijdstip van die inwerkingtreding nog geen zes maanden na dit overlijden waren verstreken en de termijn van zes maanden, bedoeld in artikel 229, tweede lid, van Boek 7, binnen drie maanden na het tijdstip van die inwerkingtreding zou aflopen, wordt die termijn verlengd tot drie maanden 65 - 18 - na dit tijdstip. Artikel 153a 1. De Huurcommissie-Regeling blijft wat betreft de huurprijsvaststelling van toepassing op huurovereenkomsten aangegaan vóór de inwerkingtreding van titel 4 van Boek 7. 2. Bij overlijden van de huurder eindigt de toepasselijkheid ingevolge het eerste lid, tenzij het woonruimte betreft en de huur wordt voortgezet door een persoon die in de woonruimte zijn hoofdverblijf heeft en met de overleden huurder een duurzaam gemeenschappelijke huishouding heeft gehad. Overlijdt ook deze persoon dan eindigt de toepasselijkheid van de Huurcommissie-Regeling in elk geval. 3. De toepasselijkheid van de Huurcommissie-Regeling ingevolge het eerste lid eindigt ten aanzien van bedrijfsruimte genoemd in artikel 274, eerste lid, in elk geval uiterlijk na vijf jaren na de inwerkingtreding van titel 4 van Boek 7. ARTIKEL IV A. De zevende titel van Boek 7A van het Burgerlijk Wetboek vervalt. B. De Huurcommissie-Regeling wordt ingetrokken, onverminderd artikel 153a van de Landsverordening overgangsrecht nieuw Burgerlijk Wetboek. ARTIKEL V Deze landsverordening treedt in werking met ingang van een bij landsbesluit te bepalen tijdstip. ARTIKEL VI Deze landsverordening wordt aangehaald als: Landsverordening huur. Gegeven te Willemstad, 15 december 2011 A.P. VAN DER PLUIJM-VREDE De Minister van Justitie, E.R. WILSOE Uitgegeven de 22ste december 2011 De Minister van Algemene Zaken, G.F. SCHOTTE
Curacao 2011
HOOFDSTUK I
Artikel 1
In elk der eilandgebieden van de Nederlandse Antillen wordt door de onderscheidene bestuurscolleges een huurcommissie ingesteld. Haar samenstelling, taak en werkwijze worden in het volgende hoofdstuk geregeld.
Artikel 2
1. Het is verboden op het eilandgebied Curaçao als verhuurder een hogere huurprijs, onder welke naam of in welke vorm ook, te bedingen voor het gebruik ener woning dan de huurprijs voor de woning geldende op of laatstelijk voor 1 augustus 1939, indien niet de hogere huurprijs door de betrokken huurcommissie is goedgekeurd of vastgesteld.
2. Is een woning voor of op 1 augustus 1939 niet verhuurd geweest, dan vraagt de verhuurder aan de huurcommissie schatting van de huurprijs van 1 augustus 1939, indien deze schatting nog niet heeft plaats gehad en geldt als die huurprijs de som, welke door de huurcommissie als de huurprijs van 1 augustus 1939 wordt geschat. Die schatting kan door de commissie ook ambtshalve geschieden.
3. Bij verhuur van een gemeubileerde woning is de verhuurder verplicht de prijzen voor woningen en meubelering afzonderlijk vast te stellen.
Voor de meubelering mag geen hogere huurprijs worden berekend dan het bedrag door de Huurcommissie vastgesteld.
4. Ten aanzien van een nieuw gebouwde woning, na 1 augustus 1939, doch voor 1 april 1947 voor het eerst in gebruik genomen, kan de huurcommissie de huurprijs, hetzij ambtshalve, het zij op verzoek van de huurder of de verhuurder, vaststellen.
5. Ten aanzien van een nieuw gebouwde woning, na 1 april 1947 voor het eerst in gebruik genomen, is het verboden een hogere huurprijs te bedingen dan de door de huurcommissie vastgestelde huurprijs.
6. Na 1 April 1947 mogen nieuw gebouwde woningen niet verhuurd worden, tenzij de huurcommissie de huurprijs heeft vastgesteld.
7. Bij de huurprijsvaststelling voor nieuw gebouwde woning, na 1 augustus 1939 doch voor 1 maart 1977 voor het eerst in gebruik genomen, houdt de huurcommissie rekening met de totale bouwkosten, waaronder begrepen de waarde van de grond, van de betreffende woning, met dien verstande dat de huurprijs per jaar niet meer dan 8% van de bouwkosten mag bedragen.
Ten aanzien van nieuw gebouwde, op of na 1 maart 1977 voor het eerst in gebruik genomen woningen mag de huurprijs per jaar niet meer bedragen dan 12% van de totale bouwkosten, waaronder begrepen de waarde van de grond.
Bij eilandsbesluit houdende algemene maatregelen kunnen genoemde percentages worden verhoogd of verlaagd. Aan de verhoging of verlaging kunnen voorwaarden worden verbonden.
8. De huurcommissie geeft bij haar beslissing aan, wanneer de vastgestelde huurprijs voor de nieuw gebouwde, na 1 Augustus 1939 voor het eerst in gebruik genomen woning ingaat.De dag van ingang mag niet op een vroegere datum worden vastgesteld dan de dag, waarop het verzoek tot huurprijsvaststelling is ingediend.
9. Wanneer het bedrag der bouwkosten, waaronder begrepen de waarde van de grond, van woningen gelegen op de eilanden Aruba en Curaçao door de huurcommissie op f 100.000,- of meer is vastgesteld, zijn de bepalingen van deze regeling welke betrekking hebben op de huurprijs niet meer van toepassing op bedoelde woningen.
Art 2 bis
1. Het is verboden op de eilandgebieden Bonaire, Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten als verhuurder een hogere huurprijs onder welke naam of in welke vorm ook, te bedingen voor het gebruik van een woning dan de huurprijs voor de woning geldende op of laatstelijk voor 1 maart 1977, indien niet die hogere huurprijs door de betrokken huurcommissie is goedgekeurd of vastgesteld, met dien verstande dat de huurprijs per jaar niet meer mag bedragen dan 8% van de totale bouwkosten, waaronder begrepen de waarde van de grond, van de betreffende woning.
2. Is een woning voor of op 1 maart 1977 niet verhuurd geweest, dan vraagt de verhuurder aan de huurcommissie schatting van de huurprijs van 1 maart 1977, indien deze schatting nog niet heeft plaats gehad en geldt als die huurprijs de som, welke door de huurcommissie als huurprijs van 1 maart 1977 wordt geschat met dien verstande dat de huurprijs per jaar niet meer mag bedragen dan 8% van de totale bouwkosten, waaronder begrepen de waarde van de grond, van de betreffende woning. Die schatting kan door de huurcommissie ook ambtshalve geschieden.
3. Nieuw gebouwde, op of na 1 maart 1977 voor het eerst in gebruik genomen, woningen mogen niet verhuurd worden, tenzij de huurcommissie de huurprijs, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van de huurder of verhuurder heeft vastgesteld. Bij deze vaststelling van de huurprijs houdt de huurcommissie rekening met de totale bouwkosten, waaronder begrepen de waarde van de grond, van de betreffende woning, met dien verstande dat de huurprijs per jaar niet meer dan 12% van de bouwkosten bedragen.
4. Bij eilandbesluit houdende algemene maatregelen kunnen de in de voorgaande leden genoemde percentages worden verhoogd of verlaagd. Aan de verhoging of verlaging kunnen voorwaarden worden verbonden.
5. Het bepaalde in artikel 2, derde en achtste lid, is van toepassing, met dien verstande dat in artikel 2, achtste lid, in plaats van “1 augustus 1939” dient te worden gelezen “1 maart 1977”.
6. Wanneer het bedrag der bouwkosten, waaronder begrepen de waarde van de grond, van woningen gelegen op de eilandgebied Bonaire, Saba en Sint Eustatius door de huurcommissie op f 100.000,- of meer is vastgesteld en van woningen gelegen op Sint Maarten door de huurcommissie op f 130.000,- of meer is vastgesteld, zijn de bepalingen van deze regeling welke betrekking hebben op de huurprijs niet meer van toepassing op bedoelde woningen.
Artikel 3
De huurcommissie behandelt en beslist de bij haar aangebrachte zaken zo spoedig mogelijk. Hare beslissing is met redenen omkleed.
Zij keurt de hogere huurprijs niet goed, zo de verhuurder niet aannemelijk maakt, dat de hogere huurprijs redelijk is in verband met de normale huurwaarde op 1 augustus 1939 (voor wat betreft de eilanden Aruba en Curaçao) of 1 maart 1977 (voor wat betreft de eilanden Bonaire, Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten) vermeerderd met de hogere uitgaven, die hij terzake van de woning heeft te bestrijden en de kosten wegens het aanbrengen van ingrijpende verbeteringen en veranderingen. In bijzondere gevallen echter kan de Huurcommissie de verhoging op andere grond goedkeuren.
De Huurcommissie is bevoegd aan haar goedkeuring van de hogere huurprijs terugwerkende kracht te verlenen tot een bij de uitspraak te bepalen tijdstip, hetwelk niet vroeger kan zijn dan de dag, waarop het verzoek om goedkeuring is ingekomen, doch slechts indien haar gebleken is, dat de huurder met de verhoging instemt.
De Huurcommissie is bevoegd de huurprijs voorwaardelijk goed te keuren, in dien zin, dat wanneer de door haar aangewezen verbeteringen of herstellingen aan de woning niet zijn aangebracht binnen een bij de uitspraak te bepalen tijd, de Huurcommissie ambtshalve of op verzoek van de huurder, met terzijdestelling van de eerste uitspraak, alsnog een lagere huurprijs kan vaststellen.
Artikel 4
Keurt de huurcommissie de hogere huurprijs niet goed, dan stelt zij, de verhuurder gehoord, althans behoorlijk opgeroepen, het bedrag vast, waarvoor de woning mag worden verhuurd. Daarbij wordt rekening gehouden met de normale huurwaarde op 1 augustus 1939 (voor wat betreft de eilanden Aruba en Curaçao) of 1 maart 1977 (voor wat betreft de eilanden Bonaire, Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten), met de hogere uitgaven, die de verhuurder ter zake van de woning heeft te bestrijden, alsmede met de aangebrachte ingrijpende veranderingen en verbeteringen of, wat betreft een nieuw gebouwde woning, na 1 augustus 1939 voor het eerst in gebruik genomen, met de huurprijs, waarvoor de woning voor het eerst is verhuurd, of indien huurprijsvaststelling heeft plaats gehad, met de huurprijs, welke door de huurcommissie is vastgesteld.
Bij haar beslissing houdt de Huurcommissie rekening met de staat van onderhoud der woning, voor zover dit door verhuurder bekostigd wordt.
Artikel 5
De huurcommissie deelt aan de verhuurder en aan de huurder haar uitspraak schriftelijk mede.
Van de uitspraak der huurcommissie staat zowel aan de huurder als aan de verhuurder gedurende veertien dagen na de dagtekening der mededeling beroep open bij de kantonrechter.
De Kantonrechter behandelt en beslist de bij hem aangebrachte zaken zo spoedig mogelijk. Indien hij de uitspraak niet bevestigd, doet hij wat der huurcommissie was.
Tegen zijne beslissing is geen rechtsmiddel toegelaten.
De regelen en vormen van het beroep van de uitspraken van de huurcommissie op de Kantonrechter worden nader in Hoofdstuk III geregeld.
Artikel 6
Na het verstrijken van zes maanden nadat omtrent de huurprijs van ene woning bij einduitspraak is beslist, kan een nieuwe uitspraak der huurcommissie omtrent die woning worden verzocht.
Artikel 7
Indien een hogere huurprijs voor het gebruik van een woning is bedongen dan ingevolge het bepaalde in de voorgaande artikelen geoorloofd is, geldt, in plaats van dat bedrag, de huurprijs, waarvoor de woning op of laatstelijk voor 1 Augustus 1939 is verhuurd geweest. Betreft het een woning, welke voor of op 1 Augustus 1939 (voor wat betreft de eilanden Aruba en Curaçao) of 1 maart 1977 (voor wat betreft de eilanden Bonaire, Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten) niet is verhuurd geweest dan geldt de som, welke door de huurcommissie als de huurprijs van 1 Augustus 1939 is geschat. Betreft het een nieuw gebouwde woning, na 1 Augustus 1939 voor het eerst in gebruik genomen, dan geldt de huurprijs waarvoor de woning voor het eerst is verhuurd of, indien huurprijsvaststelling heeft plaats gehad, de huurprijs, welke door de huurcommissie is vastgesteld.
Artikel 8
Is voor de instelling der huurcommissie, doch na 1 Augustus 1939 een hogere huurprijs bedongen dan op of laatstelijk voor laatstgemeld tijdstip gold, of indien het een nieuw gebouwde woning betreft, dan de huurprijs waarvoor de woning voor het eerst is verhuurd, of, indien huurprijsvaststelling heeft plaats gehad, dan de huurprijs welke door de huurcommissie is vastgesteld, dan is de verhuurder gehouden binnen een maand na die instelling zich tot de huurcommissie te wenden met het verzoek die hogere huurprijs goed te keuren, tenzij hij vrijwillig de huurprijs met ingang van de eerste dag der volgende maand verlaagt tot de huurprijs van 1 Augustus 1939 of die waarvoor de woning voor het eerst is verhuurd, of, indien huurprijsvaststelling heeft plaats gehad, tot de huurprijs, welke door de huurcommissie is vastgesteld.
Is een woning, welke voor of op 1 Augustus 1939 niet verhuurd is geweest, daarna, doch voor de instelling der huurcommissie, wel verhuurd, dan vraagt de verhuurder binnen een maand na die instelling aan de huurcommissie schatting van de huurprijs van 1 Augustus 1939 (voor wat betreft de eilanden Aruba en Curaçao) of 1 maart 1977 (voor wat betreft de eilanden Bonaire, Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten) en is hij gehouden ingeval die huurprijs wordt geschat op een lager bedrag dan de bedongen huurprijs, binnen een maand na de dag waarop omtrent de schatting bij einduitspraak is beslist, zich tot de huurcommissie te wenden met het verzoek de bedongen huurprijs goed te keuren, tenzij hij vrijwillig de huurprijs met ingang van de eerste dag der volgende maand verlaagt tot het door de commissie geschat bedrag.
Het bepaalde in de artikelen 3, 5 en 6 is van toepassing.
Keurt de huurcommissie de hogere huurprijs niet goed, dan stelt zij, op de wijze als in artikel 4 bepaald, een lager bedrag vast, hetwelk als huurprijs geldt. Deze verlaging werkt terug tot het tijdstip, door de huurcommissie te bepalen, welke tijdstip niet vroeger kan zijn dan 1 augustus 1939.
Van de vrijwillige verlaging van de huur, bedoeld in het eerst en tweede lid van dit artikel, geeft de verhuurder kennis aan de huurcommissie, die daarvan schriftelijk mededeling doet aan de huurder.
Artikel 9
Blijft de verhuurder in gebreke aan de verplichtingen in het eerste en tweede lid van het voorgaand artikel binnen de daarbij gestelde termijn te voldoen, dan geldt met ingang van de eerste dag der maand na afloop van die termijn, in plaats van de bedongen huurprijs, die waarvoor de woning op of laatstelijk voor 1 Augustus 1939 is verhuurd geweest; de som welke door de huurcommissie als de huurprijs van 1 Augustus 1939 is geschat, dan wel, indien het een nieuw gebouwde woning betreft, welke na die datum voor het eerste in gebruik is genomen, de huurprijs waarvoor de woning voor het eerst is verhuurd, of, indien huurprijs vaststelling heeft plaats gehad, de huurprijs, welke door de huurcommissie is vastgesteld.
Indien de verhuurder de schatting van de huurprijs van 1 Augustus 1939 (voor wat betreft de eilanden Aruba en Curaçao) of 1 maart 1977 (voor wat betreft de eilanden Bonaire, Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten) niet heeft gevraagd, kan de commissie daartoe te allen tijde ambtshalve overgaan.
Artikel 9 bis
De rechter kan elke vordering tot terugbetaling van op grond van de voorgaande artikelen teveel betaalde huur matigen, indien de billijkheid zulks vordert.
Artikel 10
De huur van een woonhuis wordt door opzegging van de zijde van de verhuurder niet beëindigd, zo daartoe niet de toestemming van de huurcommissie is verkregen, zelfs indien de opzegging is geschied voor de datum van de instelling der huurcommissie.
Indien ingevolge het bepaalde in artikel 1587 van het Burgerlijk Wetboek voor Curaçao de huur van rechtswege een einde zou nemen, zonder dat de opzegging is vereist, doch de huurder deze voor bepaalde of onbepaalde tijd wenst te verlengen, houdt de huur niet op dan na verkregen toestemming van de huurcommissie.
De toestemming van de huurcommissie is eveneens vereist, indien de koper van een huis gebruik wil maken van de bevoegdheid, bij de huurovereenkomst voorbehouden om, ingeval van verkoop, de huurder tot de ontruiming van het gehuurde te noodzaken overeenkomstig het bepaalde in artikel 1595 van het Burgerlijk Wetboek voor Curaçao.
De Huurcommissie kan aan haar toestemming voorwaarden verbinden treffende het gebruik van de woning. Niet/niet volledig nakomen der voorwaarden kan intrekking van de toestemming ten gevolge hebben en de toewijzing van de woning aan de oorspronkelijke huurder geschieden, onverminderd het recht van deze op vergoeding van kosten, schaden en interessen.
Artikel 11
In de gevallen, in het voorgaand artikel bedoeld, doet de huurcommissie, partijen gehoord althans behoorlijk opgeroepen, zo spoedig mogelijk uitspraak. Hare beslissing is met redenen omkleed.
Artikel 12
Behoudens het bepaalde in het tweede lid, verleent de huurcommissie haar toestemming alleen indien de huurder aan zijn in artikel 1577 van het Burgerlijk Wetboek voor Curaçao omschreven verplichtingen niet voldoet. Zij kan de huurder, op zijn verzoek, een termijn gunnen om alsnog aan zijn verplichtingen te voldoen. Na het verstrijken van die termijn beslist de huurcommissie na verhoor, althans behoorlijke oproeping, van partijen.
In bijzondere gevallen kan de huurcommissie de beëindiging van de huur op andere grond toestaan, indien haar blijkt, dat de eigenaar, of in geval van gedeeltelijke onderhuur, de hoofdbewoner daarbij een rechtmatig belang heeft.
Indien de huurcommissie haar toestemming verleent, bepaalt zij, met inachtneming van de termijnen welke het plaatselijk gebruik tot het doen van opzeggingen medebrengt, het tijdstip waarop de huur een einde zal nemen.
Van de uitspraken der huurcommissie, bedoeld in artikel 11, is hoger beroep op de rechter toegelaten. Het bepaalde in artikel 5 is ten deze toepasselijk.
Artikel 13
De verhuurder, die een der bepalingen van artikelen 2, 2 bis of 8 overtreedt, wordt gestraft met een geldboete van ten hoogste duizend gulden.
Is een naamloze vennootschap, een coöperatieve of andere rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging of een stichting verhuurder, dan worden de bestuurders, leden van het bestuur of commissarissen met dezelfde straf gestraft.
Wanneer de verhuurder niet in Curaçao is gevestigd, wordt de strafvervolging ter zake van de overtredingen van voorschriften van dit besluit, welke door de verhuurder moeten worden nagekomen, ingesteld en wordt op de zodanige overtredingen gestelde straf uitgesproken tegen hem, die hem ter zake van de verhuur in Curaçao vertegenwoordigt.
De bij dit besluit strafbaar gestelde feiten worden beschouwd als overtredingen.
Artikel 14
De huurcommissie en de Kantonrechter zijn bevoegd bij de toepassing van dit besluit zodanige personen op te roepen en, al of niet na beëdiging, als getuigen of deskundigen te horen of te doen horen, als zij te hunner voorlichting nodig achten. Die personen zijn verplicht te verschijnen en de gevorderde voorlichting te geven. Zij worden opgeroepen bij aangetekende brief.
Aan de verschenen personen kan vergoeding worden toegelegd op de voet van het tarief van justitiekosten in strafzaken (P.B. 1932, no. 73).
Artikel 15
De huurcommissie en de Kantonrechter zijn bevoegd om kosteloos inzage en afschrift of uittreksel te nemen of te doen nemen van de kohieren van de gebruiksbelasting voor zoveel betreft het eiland, waarvoor de commissie is ingesteld.
Artikel 16
Ter zake van de werkzaamheden van de huurcommissie en van de Kantonrechter ingevolge dit besluit worden aan belanghebbenden geen kosten in rekening gebracht.
Alle stukken, krachtens dit besluit opgemaakt, zijn vrij van kosten.
Artikel 17
Onder huur en verhuur wordt verstaan iedere overeenkomst onder welke naam of in welke vorm ook aangegaan, die ten doel heeft, het ten gebruike verkrijgen en verstrekken van een woning.
Onder huurprijs wordt verstaan het geheel van de geldelijke verplichtingen, welke de huurder tegen over de verhuurder bij of terzake van huur en verhuur op zich neemt.
Onder woning wordt verstaan ieder gebouw of elk gedeelte van een gebouw dat afzonderlijk wordt verhuurd, alsmede elk perceel huurgrond voor het hebben daarop van woning.
Artikel 17bis
1. De regeling hierbij bedoeld vindt overeenkomstige toepassing ten aanzien van winkels, magazijnen, tapperijen, koffiehuizen, logementen, sociëteiten, bierhuizen, ijshuizen, restaurants en kantoren, met dien verstande dat in plaats van de in artikel 2, zevende lid, genoemde percentages een maximumpercentage van 10 respectievelijk 14 zal gelden en in plaats van het in artikel 2 bis, eerste en tweede lid, genoemde percentage een maximum-percentage van 10 zal gelden en in plaats van het in artikel 2 bis, derde lid, genoemde percentage een maximum-percentage van 14 zal gelden.
Evenmin is de regeling hierbij bedoeld van toepassing op de eerder genoemde panden, voor zover deze zijn gevestigd in een vrije zone als bedoeld in de Landsverordening Vrije Zones 1975 (P.B. 1975, no. 211) of op een daartoe bij besluit van de eilandsraad aangewezen industrieterrein.
De regeling hierbij bedoeld is niet van toepassing ten aanzien van zeehavens, luchthavens, hotels en op eerder genoemde panden voorzover deze in een zeehaven, op een luchthaven of in een hotel gevestigd zijn.
2. Ten aanzien van de in het 1e lid genoemde objecten wordt de in het 1e en 2e lid van artikel 8 der regeling bedoelde termijn gerekend in te gaan op de dag van de inwerkingtreding van dit besluit en wordt voor de toepassing van het 1e lid van artikel 9 evenbedoelde termijn gesteld in de plaats van die aldaar bedoeld.
HOOFDSTUK II
§ 1. De samenstelling der huurcommissie
Artikel 18
De huurcommissie bestaat uit drie leden.
De leden der huurcommissie moeten zijn meerderjarige Nederlandse onderdanen, woonachtig op het eiland, waarvoor de huurcommissie is ingesteld.
Artikel 19
Onder de leden is een voorzitter, een vertegenwoordiger van de belangen van de huurders van woningen en een vertegenwoordiger van de belangen der verhuurders van woningen.
Niemand kan worden benoemd in meer dan een der bij het voorgaand lid genoemde hoedanigheden.
Bij iedere huurcommissie worden voorts benoemd een plaatsvervangend voorzitter, een plaatsvervangend lid, uitsluitend om bij afwezigheid of ontstentenis van het daartoe benoemd lid in de commissie de belangen van de huurders van woningen te vertegenwoordigen, een plaatsvervangend lid, uitsluitend om bij afwezigheid of ontstentenis van het daartoe benoemd lid in de commissie de belangen van de verhuurders te vertegenwoordigen. Zijn moeten aan dezelfde vereisten voldoen als de leden der huurcommissie.
Artikel 20
De eigenaar van een woonhuis wordt geacht als zodanig niet bij de belangen van de verhuurders betrokken te zijn, zolang hij dat huis zelf bewoont. De huurder van een woonhuis wordt geacht als zodanig niet bij de belangen van de huurders betrokken te zijn, zolang hij een huurcontract, ingegaan voor 1 Augustus 1939 (voor wat betreft de eilanden Aruba en Curaçao) of 1 maart 1977 (voor wat betreft de eilanden Bonaire, Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten), bezit, dat hem de huur van het huis voor tenminste twee jaren waarborgt.
Artikel 21
Aan de huurcommissie worden een secretaris en een plaatsvervangend secretaris toegevoegd; zij moeten aan dezelfde vereisten voldoen als de leden der huurcommissie.
Artikel 22
De voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter, de verdere leden, de plaatsvervangende leden, de secretaris en de plaatsvervangende secretaris der huurcommissie worden bij eilandbesluit benoemd en ontslagen.
§ 2. De taak der huurcommissie
A.Algemene bepalingen
Artikel 23
Een zaak kan alleen schriftelijk bij de huurcommissie aanhangig worden gemaakt.
Artikel 24
Hij die een verzoekschrift tot de huurcommissie heeft gericht, verschaft haar alle hem ten dienste staande gegevens ter vervulling van haar taak. Hij draagt zich ten deze naar de wenken, hem door of namens de huurcommissie gegeven.
Artikel 25
Wanneer er verschil bestaat tussen de verplichtingen, waartoe de verhuurder of de huurder gehouden was op 1 Augustus 1939 (voor wat betreft de eilanden Aruba en Curaçao) of 1 maart 1977 (voor wat betreft de eilanden Bonaire, Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten) en die waartoe hij ter zake van de woning later gehouden is, dan begroot de huurcommissie de geldswaarde van het verschil in de verplichtingen des verhuurders of des huurders op de beide tijdstippen, en houdt met die begroting rekening bij de beoordeling of de hogere huurprijs redelijk is.
Artikel 26
Een woning, die op 1 Augustus 1939 (voor wat betreft de eilanden Aruba en Curaçao) of 1 maart 1977 (voor wat betreft de eilanden Bonaire, Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten) niet verhuurd was, wordt voor de toepassing van dit besluit geacht ook voor die dag niet verhuurd te zijn geweest, indien blijkt, dat zij zo vele jaren voor genoemde dag niet verhuurd is geweest, dat, ook al was de laatste huurprijs der woning bekend, het bedrag daarvan voor het bepalen van de normale huurwaarde der woning op 1 Augustus 1939 niet een geschikte maatstaf zou kunnen zijn.
Artikel 27
De huurcommissie schat ambtshalve de huurprijs van 1 Augustus 1939 (voor wat betreft de eilanden Aruba en Curaçao) of 1 maart 1977 (voor wat betreft de eilanden Bonaire, Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten) van een woning, die voor of op die dag niet is verhuurd geweest, indien de schatting voor de uitvoering van dit besluit noodzakelijk is.
B.De taak der huurcommissie in verband met het bepaalde in de artikelen 2 tot en met 6
Artikel 28
Hij die voor een woning een hogere huurprijs wil bedingen dan die van 1 Augustus 1939 (voor wat betreft de eilanden Aruba en Curaçao) of 1 maart 1977 (voor wat betreft de eilanden Bonaire, Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten), wendt zich vooraf tot de huurcommissie met het schriftelijk verzoek die hogere huurprijs goed te keuren.
Hij vermeldt daarbij kortelijks de gronden, waarop hij meent tot verhoging te moeten overgaan.
Die grond moet behoudens in de gevallen bedoeld aan het slot van het tweede lid van artikel 3, uitsluitend betrekking hebben op de normale huurwaarde op 1 Augustus 1939, de hogere uitgaven, die hij ter zake van de woning heeft te bestrijden, zoals meerdere onderhoudskosten en verhoogde hypotheekrente en ingrijpende verbeteringen of veranderingen aan de woning aangebracht.
Is de woning verhuurd, dan vermeldt hij tevens de naam des huurders.
Artikel 29
Voor het verzoekschrift, bedoeld bij het voorgaand artikel, kan het volgend model worden gebezigd:
“De ondergetekende ………………………………………………….
Wonende ……………………….., verzoekt de Huurcommissie te ……………om goed te keuren, dat hij de huurprijs van f……….. per ……….. van de woning, gelegen ………………………… met ingang van ……………………. verhoogt tot f………. per ………………………..
De reden waarom verzoeker het noodzakelijk oordeelt tot verhoging over te gaan, is
De 1ste Augustus 1939 (voor wat betreft de eilanden Aruba en Curaçao) of 1 maart 1977 (voor wat betreft de eilanden Bonaire, Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten) was de woning verhuurd voor f ………. per ………………..
De tegenwoordige huurder der woning is ”
(ondertekening en dagtekening)
Indien dezelfde woning reeds het onderwerpen van een beslissing der huurcommissie heeft uitgemaakt, wordt daarvan melding gemaakt, b.v. op deze wijze:
“Bij beslissing van de ……………….. 19…. heeft de Huurcommissie een verhoging van de maandelijkse huurprijs tot f…………. goedgekeurd; het beroep van de toenmalige huurder tegen deze goedkeuring is door de Kantonrechter bij beschikking van de ………………………. 19…. verworpen”.
Artikel 30
Het door de huurcommissie ingevolge artikel 4 als huurprijs vast te stellen bedrag kan niet lager zijn dan de huurprijs van 1 Augustus 1939 (voor wat betreft de eilanden Aruba en Curaçao) of 1 maart 1977 (voor wat betreft de eilanden Bonaire, Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten).
Artikel 31
Hij, die voor het eerst een woning wil verhuren, welke vóór of op 1 Augustus 1939 niet is verhuurd geweest, wendt zich vooraf tot de huurcommissie met het schriftelijk verzoek de huurprijs van 1 Augustus 1939 van die woning te schatten.
Verhuurt hij nochtans de woning zonder vooraf schatting van de huurprijs te hebben gevraagd, dan kan de huurder te allen tijde der huurcommissie verzoeken tot die schatting ambtshalve over te gaan.
Van de uitspraak der huurcommissie waarbij de huurprijs van 1 augustus 1939 (voor wat betreft de eilanden Aruba en Curaçao) of 1 maart 1977 (voor wat betreft de eilanden Bonaire, Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten) is geschat, wordt door de secretaris der commissie aan de verhuurder en, ingeval het huis reeds verhuurd is, ook aan de huurder kennis gegeven.
De verplichting van het eerste lid vervalt, indien de huurcommissie de huurprijs van 1 Augustus 1939 reeds ambtshalve heeft geschat.
Artikel 32
Voor het verzoekschrift, bedoeld in de aanhef van het voorgaand artikel, kan het volgend model worden gebezigd:
“De ondergetekende …………………………
wonende te ………………………….. verzoekt de Huurcommissie te ………………… de huurprijs van 1 Augustus 1939 (voor wat betreft de eilanden Aruba en Curaçao) of 1 maart 1977 (voor wat betreft de eilanden Bonaire, Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten) te schatten van de woning, gelegen ……………………………., welke vóór of op 1 Augustus 1939 niet is verhuurd geweest.
Dit verzoek geschiedt omdat verzoeker de woning thans wenst te verhuren”.
(ondertekening en dagtekening)
Artikel 33
In het geval, omschreven in het eerste lid van artikel 31, kan de verhuurder ook desgewenst de huurcommissie tegelijk verzoeken, indien de huurprijs van 1 Augustus 1939 (voor wat betreft de eilanden Aruba en Curaçao) of 1 maart 1977 (voor wat betreft de eilanden Bonaire, Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten) lager mocht geschat worden dan de huurprijs die hij wil bedingen, deze laatste goed te keuren.
Hij vermeldt dan kortelijks de gronden waarop hij meent, dat de huurcommissie de hogere huurprijs zou kunnen goedkeuren.
Artikel 34
Wil de verhuurder tegelijk schatting verzoeken en goedkeuring van de hogere huurprijs, dan wordt aan het model, vastgesteld bij artikel 32, het volgende toegevoegd:
“En aangezien verzoeker meent voor de woning een huurprijs te moeten bedingen van f………..... per ………… verzoekt hij de Huurcommissie tevens, om, indien dit bedrag hoger mocht blijken dan door de Commissie geschatte huurprijs van 1 Augustus 1939 (voor wat betreft de eilanden Aruba en Curaçao) of 1 maart 1977 (voor wat betreft de eilanden Bonaire, Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten), die hogere huurprijs goed te keuren en zulks op grond dat ……”
Artikel 35
Hij, die voor een nieuw gebouwde woning, na 1 Augustus 1939 (voor wat betreft de eilanden Aruba en Curaçao) of 1 maart 1977 (voor wat betreft de eilanden Bonaire, Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten) voor het eerst in gebruik genomen, een hogere huurprijs wil bedingen dan die, waarvoor de woning voor het eerst is verhuurd, of indien huurprijsvaststelling heeft plaats gehad, dan de huurprijs, welke door de huurcommissie is vastgesteld, wendt zich vooraf tot de huurcommissie met het schriftelijk verzoek die hogere huurprijs goed te keuren.
Artikel 28, tweede en derde lid, vindt overeenkomstige toepassing.
Het verzoekschrift kan, met de nodige wijziging, worden ingekleed volgens het model, bij artikel 29 vastgesteld.
Artikel 36
Bij de behandeling van een verzoek als bedoeld in het voorgaand artikel aanvaardt de huurcommissie als de normale huurwaarde der woning de huurprijs, waarvoor zij voor het eerst is verhuurd.
Het bepaalde in artikel 25 vindt overeenkomstige toepassing.
Het door de huurcommissie ingevolge artikel 4 als huurprijs vast te stellen bedrag kan niet lager zijn dan de huurprijs, waarvoor de woning voor het eerst is verhuurd. Bij de vaststelling houdt de huurcommissie rekening met de hogere uitgaven, die de verhuurder ter zake van de woning heeft te bestrijden.
C.De taak der huurcommissie in verband met het bepaalde in de artikelen 8 en 9
Artikel 37
Indien de verhuurder van een woning, die vóór de instelling van de huurcommissie is verhuurd voor een hogere huurprijs dan die van 1 Augustus 1939 (voor wat betreft de eilanden Aruba en Curaçao) of 1 maart 1977 (voor wat betreft de eilanden Bonaire, Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten) er in toestemt de huur overeenkomstig het bepaalde in artikel 8 te verlagen, doet hij binnen een maand na de instelling van de huurcommissie een schriftelijke mededeling toekomen, welke kan worden gedaan in deze vorm:
“De ondergetekende ………………………..
wonende te .............................................................. deelt bij deze aan de Huurcommissie te mede dat de huurprijs van de woning gelegen …………………….., welke thans bedraagt f………….. per ……………………, met ingang van de eerste der komende maand door hem wordt verlaagd tot f................. per ........................... zijnde de huurprijs die voor de woning gold op (laatstelijk vóór) 1 Augustus 1939.
(ondertekening en dagtekening)
Artikel 38
Indien de verhuurder niet bereid is de huur overeenkomstig het bepaalde in het voorgaand artikel te verlagen, wendt hij zich binnen een maand na de instelling tot de huurcommissie met het schriftelijk verzoek de hogere huurprijs goed te keuren.
Artikel 28, tweede en derde lid, vindt overeenkomstige toepassing.
Voor het verzoekschrift kan het volgend model worden gebezigd:
“De ondergetekende ………………………………………………………………….., wonende te …………………………… deelt bij deze aan de Huurcommissie te …………………...…… mede, dat hij de woning, gelegen ……………...........………., die op 1 Augustus 1939 (voor wat betreft de eilanden Aruba en Curaçao) of 1 maart 1977 (voor wat betreft de eilanden Bonaire, Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten) verhuurd was voor een huurprijs van f…....... per ………………. later, namelijk de dus voor de instelling van de Huurcommissie, heeft verhuurd voor f……….. per …………………………
De reden waarom verzoeker het noodzakelijk heeft geoordeeld tot die verhoging over te gaan, is ………
Mitsdien verzoekt hij de Huurcommissie die hogere huurprijs goed te keuren”.
(ondertekening en dagtekening).
Artikel 39
Van de indiening van een mededeling als bedoeld in artikel 37 en van een verzoek als bedoeld in artikel 38 wordt door de secretaris der Huurcommissie onverwijld kennis gegeven aan de huurder.
Het door de Huurcommissie ingevolge artikel 8, vierde lid, als huurprijs vast te stellen bedrag kan niet lager zijn dan de huurprijs van 1 Augustus 1939. (voor wat betreft de eilanden Aruba en Curaçao) of 1 maart 1977 (voor wat betreft de eilanden Bonaire, Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten).
Artikel 40
Indien de verhuurder eerst na het verstrijken van een maand na de instelling van de Huurcommissie zich tot haar wendt met het verzoek de voor die instelling bedongen hogere huurprijs goed te keuren, wordt daarvan door de secretaris der Huurcommissie onverwijld kennis gegeven aan de huurder, onder aantekening dat, gerekend vanaf de eerste dag der maand na het verstrijken van bedoelde termijn, geen hogere huur verschuldigd is geweest dan die welke op 1 Augustus 1939 (voor wat betreft de eilanden Aruba en Curaçao) of 1 maart 1977 (voor wat betreft de eilanden Bonaire, Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten) voor de woning gold.
De huurcommissie neemt het verzoek in behandeling als ware het een verzoek om een hogere huurprijs te mogen bedingen als bedoeld in artikel 28. De secretaris doet intussen aan de bevoegde ambtenaar van het Openbaar Ministerie mededeling van de overtreding van dit besluit.
Artikel 41
Indien een woning, welke voor of op 1 Augustus 1939 (voor wat betreft de eilanden Aruba en Curaçao) of 1 maart 1977 (voor wat betreft de eilanden Bonaire, Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten) niet is verhuurd geweest, vóór de instelling van de Huurcommissie is verhuurd, wendt de verhuurder zich binnen een maand na die instelling tot de huurcommissie met het schriftelijk verzoek de huurprijs van 1 Augustus 1939 van die woning te schatten.
Na het verstrijken van de in het eerste lid bedoelde termijn kan de huurder te allen tijde der huurcommissie verzoeken tot die schatting ambtshalve over te gaan.
Artikel 42
Voor het verzoekschrift, bedoeld in het eerste lid van het voorgaand artikel, kan het volgend model worden gebezigd:
“De ondergetekende ……………………
wonende te ......................... deelt bij deze aan de Huurcommissie te …............. mede, dat hij voor de instelling van de huurcommissie, immers de …………………………. als verhuurder een overeenkomst heeft aangegaan voor het gebruik van de woning, gelegen ……………………………….., welke vóór of op 1 Augustus 1939 niet verhuurd is geweest, weshalve hij overeenkomstig het bepaalde bij artikel 8, tweede lid der Huurcommissie-Regeling, de Huurcommissie verzoekt de huurprijs van 1 Augustus 1939 van die woning te schatten”.
(Ondertekening en dagtekening).
Artikel 43
In het geval, omschreven in het eerste lid van artikel 41, kan de verhuurder ook desgewenst de huurcommissie tegelijk verzoeken, indien de huurprijs van 1 Augustus 1939 (voor wat betreft de eilanden Aruba en Curaçao) of 1 maart 1977 (voor wat betreft de eilanden Bonaire, Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten) lager mocht geschat worden dan de tegenwoordige huurprijs, deze laatste goed te keuren.
Hij vermeldt dan kortelijks de gronden waarop hij meent dat de huurcommissie de hogere huurprijs zou kunnen goedkeuren en de naam van de huurders.
Artikel 44
Wil de verhuurder tegelijk schatting verzoeken en goedkeuring van de hogere huurprijs, dan wordt aan het model, vastgesteld bij artikel 42, het volgende toegevoegd:
”En aangezien verzoeker bij bovenbedoelde overeenkomst voor de woning een huurprijs heeft bedongen van f…………… per ……………………………., verzoekt hij de Huurcommissie tevens om, indien de tegenwoordige huurprijs hoger blijkt dan de door de Huurcommissie geschatte huurprijs van 1 Augustus 1939 (voor wat betreft de eilanden Aruba en Curaçao) of 1 maart 1977 (voor wat betreft de eilanden Bonaire, Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten), die hogere huurprijs goed te keuren.
Die goedkeuring zou kunnen gegrond zijn op de overweging
De tegenwoordige huurder der woning is ……………………”
Artikel 45
Indien een woning welke voor of op 1 augustus 1939 niet is verhuurd geweest, voor de instelling van de huurcommissie is verhuurd en de verhuurder eerst na het verstrijken van een maand na de instelling van de huurcommissie zich tot haar wendt met het verzoek de huurprijs van 1 Augustus 1939 (voor wat betreft de eilanden Aruba en Curaçao) of 1 maart 1977 (voor wat betreft de eilanden Bonaire, Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten) van de woning te schatten, dan neemt de huurcommissie het verzoek in behandeling evenals ware het tijdig gedaan. De secretaris doet intussen aan de bevoegde ambtenaar van het Openbaar Ministerie mededeling van de overtreding van dit besluit.
Artikel 46
Zodra ten aanzien van een voor de instelling van de huurcommissie verhuurder woning, welke v??r of op 1 Augustus 1939 (voor wat betreft de eilanden Aruba en Curaçao) of 1 maart 1977 (voor wat betreft de eilanden Bonaire, Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten) niet is verhuurd geweest, door de verhuurder schatting van de huurprijs van 1 Augustus 1939 is gevraagd, wordt daarvan onverwijld door de secretaris van de huurcommissie aan de huurder kennis gegeven; in het geval, bedoeld in het voorgaand artikel, onder aantekening, dat gerekend van af de eerste dag der maand na het verstrijken van de daarin genoemde termijn geen hogere huur is verschuldigd geweest dan die welke door de commissie als de huurprijs van 1 Augustus 1939 zal worden geschat.
Van de uitspraak der huurcommissie, waarbij de huurprijs van 1 Augustus 1939 van de woning is geschat, wordt door de secretaris van de huurcommissie aan de verhuurder en aan de huurder kennis gegeven.
Artikel 47
[vervallen]
Artikel 48
Indien de verhuurder niet bereid is de huur overeenkomstig het bepaalde in het voorgaand artikel te verlagen, wendt hij zich binnen een maand na de instelling van de huurcommissie tot haar met het schriftelijk verzoek de hogere huurprijs goed te keuren.
Artikel 28, tweede en derde lid, vindt overeenkomstige toepassing.
Het verzoekschrift kan, met de nodige wijziging, worden ingekleed volgens het model bij artikel 38 vastgesteld.
Artikel 49
Van de indiening van een verzoek als bedoeld in het voorgaand artikel wordt door de secretaris der huurcommissie onverwijld kennis gegeven aan de huurder.
De artikelen 36 en 40 vinden overeenkomstige toepassing.
D.De taak der huurcommissie in verband met het bepaalde in de artikelen 10, 11 en 12
Artikel 50
Indien de verhuurder ener woning, welke voor onbepaalde tijd is verhuurd, of waarvan de huur ingevolge de schriftelijke huurovereenkomst kan worden opgezegd, aan de huurder de huur wil opzeggen, wendt hij zich vooraf tot de huurcommissie met het schriftelijk verzoek daartoe toestemming te verlenen.
Hij vermeldt daarbij de naam van de huurder en kortelijks de gronden waarop hij meent de huur te moeten opzeggen. Die gronden moeten, behoudens het geval, bedoeld in het tweede lid van artikel 12, uitsluitend betrekking hebben op het niet voldoen door de huurder aan zijn verplichtingen.
Artikel 51
Voor het verzoekschrift, bedoeld bij het voorgaand artikel, kan het volgend model worden gebezigd:
“De ondergetekende ……………………………..,
wonende te.......................deelt bij deze aan de Huurcommissie te …………………………. mede, dat hij de woning, gelegen ……………………………. voor onbepaalde tijd (bij schriftelijke overeenkomst, waarvan afschrift hierbij overgelegd wordt, met ingang van ......… voor de tijd van …………………………) heeft verhuurd aan …………………….. voor de huurprijs van f......... per …….; dat hij de huur met ingang van ………………………. wenst op te zeggen.
De reden waarom hij daartoe wil overgaan is ………………………. Derhalve verzoekt hij overeenkomst het bepaalde in artikel 10 van Huurcommissie-Regeling de Huurcommissie om tot de opzegging van de huur toestemming te verlenen”.
(ondertekening en dagtekening).
Artikel 52
Indien bij de behandeling van het verzoek blijkt, dat er tussen de verhuurder en de huurder geschil bestaat over het bedrag der huur, hetwelk op grond van bepalingen van dit besluit verschuldigd is, zal de huurcommissie daarnaar onderzoek doen, aan partijen mededelen, welk bedrag van de huur naar hare mening verschuldigd is en hare toestemming niet verlenen alvorens de huurder een termijn te hebben gegund om alsnog aan zijne verplichtingen te voldoen.
Artikel 53
Artikel 50 vindt overeenkomstige toepassing in de gevallen bedoeld in het tweede en derde lid van artikel 10.
Het verzoekschrift kan, met de nodige wijzigingen, worden ingekleed volgens het model, bij artikel 51 vastgesteld.
Bij de behandeling van het verzoekschrift is artikel 52 van toepassing.
§ 3. De werkwijze van de Huurcommissie
Artikel 54
Bij afwezigheid of ontstentenis van de voorzitter worden zijn werkzaamheden verricht door de plaatsvervangende voorzitter. Bij afwezigheid of ontstentenis van een ander lid, neemt een der plaatsvervangende leden zitting op verzoek van de voorzitter en met inachtneming van het bepaalde bij artikel 19, derde lid. Bij afwezigheid of ontstentenis van de secretaris worden zijn werkzaamheden verricht door de plaatsvervangende secretaris of, bij afwezigheid of ontstentenis van deze, door het lid der huurcommissie, dat de voorzitter daartoe zal aanwijzen.
Artikel 55
Waar in dit Besluit sprake is van de “voorzitter” van de Huurcommissie, wordt daaronder mede verstaan de plaatsvervangende voorzitter, die bij afwezigheid of ontstentenis van de voorzitter diens werkzaamheden verricht.
Onder de “secretaris” wordt mede verstaan de plaatsvervangende secretaris, wanneer deze op verzoek van de voorzitter de werkzaamheden van de secretaris verricht.
Een plaatsvervangend lid, dat op verzoek van de voorzitter aan de werkzaamheden van de huurcommissie deelneemt is, wat die werkzaamheden betreft, lid der huurcommissie in de plaats van het lid dat hij vervangt.
Artikel 56
De secretaris geniet voor zijn werkzaamheden een schadeloosstelling, waarvan het bedrag door het bestuurscollege wordt vastgesteld.
Artikel 57
De huurcommissie kan geen zaak behandelen, indien niet drie leden aanwezig zijn en de belangen van huurders en die van verhuurders van woningen niet gelijkelijk vertegenwoordigd zijn.
Artikel 58
De leden en de secretaris van de huurcommissie zijn verplicht het geheim der beraadslagingen te bewaren. Zij zijn voorts verplicht tot geheimhouding omtrent al hetgeen hun in hun hoedanigheid is bekend geworden.
Artikel 59
De secretaris doet alle ingekomen stukken, betrekking hebbende op woningen waaromtrent de huurcommissie heeft te oordelen, onverwijld aan de voorzitter ter kennisneming toekomen.
Artikel 60
De voorzitter bepaalt dag, plaats en uur van behandeling van de zaak. De secretaris geeft daarvan onverwijld kennis aan de leden.
Schriftelijke bescheiden, tot de zaak betrekkelijk, worden voor de behandeling bij de secretaris nedergelegd ter kennisneming van de leden.
Artikel 61
De leden onthouden zich van deelneming aan de behandeling van enige zaak, welke hun, hun echtgenoten of bloed- of aanverwanten tot en met de derde graad, persoonlijk aangaat, of waarin zij of een der genoemde personen als gemachtigden zijn betrokken. Deze onthouding wordt ten aanzien van de bepaalde zaak als afwezigheid aangemerkt.
Artikel 62
De oproeping van de huurder en van de verhuurder om bij de behandeling van een verzoek om goedkeuring van een hogere huurprijs of om toestemming tot opzegging van de huur tegenwoordig te zijn, geschiedt door de secretaris bij aangetekende brief.
Artikel 63
Indien de huurcommissie ingeval van een verzoek om goedkeuring van een hogere huurprijs na kennisneming van het verzoekschrift van oordeel is, dat de verhuurder aannemelijk heeft gemaakt, dat de hogere huurprijs redelijk is in verband met de normale huurwaarde der woning op 1 Augustus 1939 (voor wat betreft de eilanden Aruba en Curaçao) of 1 maart 1977 (voor wat betreft de eilanden Bonaire, Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten), vermeerderd met de hogere uitgaven, die hij ter zake van de woning heeft te bestrijden, dan kan zij de hogere huurprijs goedkeuren zonder oproeping van huurder en verhuurder.
Artikel 64
Huurder en verhuurder kunnen zich voor de huurcommissie door een gemachtigde doen bijstaan of door een schriftelijk gemachtigde doen vertegenwoordigen.
Artikel 65
De oproeping van personen om als getuigen of deskundigen te worden gehoord geschiedt door de secretaris.
Indien de huurcommissie beëdiging van een getuige wenselijk oordeelt, geschiedt deze op de wijze van zijn godsdienstige gezindheid voor het afleggen der verklaring.
Ook kan de Huurcommissie getuigen of deskundigen horen, die door een der partijen medegebracht, vrijwillig voor haar verschijnen.
Artikel 66
Indien de huurcommissie voor de schatting van de huurprijs van 1 Augustus 1939 (voor wat betreft de eilanden Aruba en Curaçao) of 1 maart 1977 (voor wat betreft de eilanden Bonaire, Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten) van een woning, die voor of op die dag niet is verhuurd geweest, voorlichting door deskundigen, zoals bij artikel 14 bedoeld, onnodig oordeelt, kan zij een of meer harer leden opdragen een onderzoek in te stellen en verslag uit te brengen.
Artikel 67
De huurcommissie kan een of meer harer leden opdragen de zaken te onderzoeken, voordat deze door haar worden beslist.
De huurcommissie kan voorts een of meer harer leden opdragen een plaatselijk onderzoek in te stellen of getuigen of deskundigen te horen. Zij kan deze leden de secretaris toevoegen.
Artikel 68
In alle zaken doet de voorzitter hoofdelijk rondvraag, te beginnen met het jongste lid in leeftijd. Zelf brengt hij het laatst zijn advies uit.
Ieder aanwezig lid is verplicht zijn advies uit te brengen.
Artikel 69
Alle beslissingen worden genomen bij meerderheid van stemmen.
Artikel 70
De uitspraak der huurcommissie wordt op het verzoekschrift gesteld of daaraan gehecht. Zij is met redenen omkleed, zij vermeldt de leden, die haar hebben gegeven, en wordt door de voorzitter en de secretaris der zitting, waarin de beslissing genomen is, ondertekend.
De mededeling van de uitspraak der huurcommissie ingevolge artikel 5, eerste lid in verband met artikel 8, derde lid en artikel 12, vierde lid, geschiedt bij gedagtekende aan te tekenen brieven van de secretaris, waarbij aan ieder hunner een afschrift der uitspraak en van het verzoekschrift toegezonden wordt.
Artikel 71
Indien een verzoekschrift niet voldoende mededeling bevat, stelt de secretaris de verzoeker in de gelegenheid het verzoekschrift aan te vullen. De secretaris is hem daarbij, voor zoveel nodig, behulpzaam.
Artikel 72
De secretaris is bij de zitting der huurcommissie tegenwoordig. Hij houdt aantekening van hetgeen aldaar verhandeld wordt, met vermelding van de zakelijke inhoud van de verklaringen van de door de commissie gehoorde personen.
Artikel 73
Op schriftelijke aanvrage geeft de secretaris schriftelijke inlichtingen betreffende uitspraken der huurcommissie in zake schattingen, goedkeuringen en vaststellingen van huurprijzen en toestemmingen tot opzegging en beëindiging van huur.
Artikel 74
De secretaris houdt drie afzonderlijke registers, te weten:
1°. van de uitspraken der huurcommissie waarbij de huurprijs van 1 Augustus 1939 (voor wat betreft de eilanden Aruba en Curaçao) of 1 maart 1977 (voor wat betreft de eilanden Bonaire, Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten) is geschat van woningen die voor of op die dag niet zijn verhuurd geweest (“Schattingen”);
2°. van de uitspraken der huurcommissie, waarbij beslist is op verzoek om goedkeuring van een hogere huurprijs (“Verhoging”);
3°. van de uitspraken der huurcommissie, waarbij beslist is op verzoeken om toestemming tot opzegging of beëindiging van huur (“Beëindiging”).
In deze registers worden, ieder onder een afzonderlijk nummer kortelijks vermeld alle zaken in de volgorde waarin zij worden aangebracht.
Artikel 75
De secretaris verricht voorts de werkzaamheden, hem door de huurcommissie of door haar voorzitter opgedragen.
Artikel 76
Voor de bestrijding van bureau-onkosten en de uitbetaling van de aan getuigen en deskundigen toe te leggen vergoedingen worden de secretaris gelden ter goede rekening verstrekt.
HOOFDSTUK III
De regelen en vormen van het beroep van de uitspraken van de Huurcommissie op de Kantonrechter.
Artikel 77
Het beroep van de uitspraak van de huurcommissie geschiedt bij een geschrift, waarin aan de Kantonrechter wordt verzocht die uitspraak te vernietigen en een andere te geven.
Artikel 78
Het verzoekschrift vermeldt de redenen, waarom de uitspraak van de huurcommissie de verzoeker onjuist voorkomt, en de uitspraak, die de verzoeker in de plaats daarvan wenst.
Artikel 79
Bij het verzoekschrift worden overgelegd het de verzoeker toegezonden afschrift van de uitspraak van de huurcommissie en de brief van de secretaris waarbij het werd toegezonden.
Artikel 80
Voor het verzoekschrift, door de verhuurder in te zenden, kan het volgend model worden gebezigd:
“De ondergetekende ……………………………
wonende te ………….. deelt bij deze aan de Kantonrechter te …………… mede, dat de huurcommissie te …………………… op zijn verzoek om ………………… heeft beschikt volgens de uitspraak, waarvan een afschrift hiernevens wordt overgelegd;
dat die uitspraak hem onjuist voorkomt op grond dat ……………………………….
Weshalve hij de Kantonrechter verzoekt die uitspraak te vernietigen en in plaats daarvan …………………..”
(ondertekening en dagtekening)
Artikel 81
Voor het verzoekschrift, door de huurder in te zenden, kan het volgend model worden gebezigd:
“De ondergetekende ……………………………..
wonende …………………….. deelt bij deze aan de Kantonrechter te ………………………… mede, dat de huurcommissie te ……………………… op verzoek van de verhuurder omtrent zijn woning een beschikking heeft gegeven, waarvan een afschrift hiernevens wordt overgelegd;
Dat die uitspraak hem onjuist voorkomt op grond dat ……………………………….;
Weshalve hij de Kantonrechter verzoekt die uitspraak te vernietigen en in plaats daarvan …………………………………….”
(ondertekening en dagtekening)
Artikel 82
De griffier van het Kantongerecht deelt onverwijld aan de secretaris der huurcommissie schriftelijk mede dat beroep van de uitspraak is aangetekend.
Hij deelt hem de beslissing van de rechter met haar dagtekening onverwijld schriftelijk mede en zendt hem, indien de Kantonrechter de uitspraak van de huurcommissie niet in allen dele heeft bevestigd, een afschrift dier beslissing.
De secretaris van de huurcommissie doet van de uitspraak van de Kantonrechter, onverwijld schriftelijk mededeling aan de verhuurder en de huurder en houdt daarvan aantekening in zijn registers.
Artikel 83
De Kantonrechter verklaart het beroep van de huurder of van de verhuurder van de uitspraak van de huurcommissie niet ontvankelijk, indien het niet steunt op de grond dat de huurcommissie bij die uitspraak niet of niet voldoende in acht heeft genomen, hetgeen bepaald is bij artikelen 3, 4, 8 of 12 of bij een van de artikelen van Hoofdstuk II § 3 van dit besluit, en indien daarbij niet de reden is vermeld waarom dit naar de mening van de verzoeker het geval is.
Artikel 84
Indien de Kantonrechter uit de toegezonden stukken blijkt, dat het beroep niet ontvankelijk is, verwerpt hij het beroep zonder nader onderzoek van de zaak.
Artikel 85
Indien de Kantonrechter een nader onderzoek der zaak nodig oordeelt, bepaalt hij dag, plaats en uur van behandeling en doet hij de verzoeker en diens wederpartij door de griffier bij aangetekende brief oproepen om bij de behandeling tegenwoordig te zijn.
Artikel 86
Indien de Kantonrechter beëdiging van een getuige of een deskundige wenselijk oordeelt, geschiedt deze voor het afleggen van de verklaring op de wijze van zijn godsdienstige gezindheid.
Ook kan de Kantonrechter getuigen of deskundigen horen, die, door een der partijen medegebracht, vrijwillig voor hem verschijnen.
Artikel 87
Indien de Kantonrechter de uitspraak der huurcommissie niet bevestigt, is hij, doende wat der huurcommissie was, niet gebonden aan hetgeen in het verzoekschrift is verzocht.
Artikel 88
Op schriftelijke aanvrage geeft de griffier schriftelijke inlichtingen betreffende beslissingen door de Kantonrechter genomen.
Slotbepalingen.
Artikel 89
In de modellen hierboven wordt in plaats van “woning” gelezen “een perceel huurgrond voor het hebben daarop van een woning”, indien het zodanig perceel huurgrond betreft.
Artikel 90
Dit besluit kan worden aangehaald onder de titel “Huurcommissie-Regeling”.
Artikel 91
Dit besluit treedt in werking door plaatsing in het Publicatieblad met ingang van een nader door de Gouverneur te bepalen datum en blijft van kracht, totdat de intrekking ervan bij besluit is bepaald.
|