.STAATSREGELING VAN CURAÇAO
.Overwegende,
-. dat de bevolking van Curaçao, gebruikmakend van haar zelfbeschikkingsrecht, in
v.rijheid heeft gekozen voor een status van autonoom land binnen het Koninkrijk der
N.ederlanden, waarbij Curaçao zijn eigen aangelegenheden behartigt;
- d.at in een democratische rechtstaat de grondrechten worden gegarandeerd en
geë.erbiedigd;
- da.t hierbij het Parlement, de Rechterlijke Macht en de Regering hoekstenen zijn voor
een .duurzame positieve ontwikkeling;
Hoof.dstuk 1. Grondrechten
Artik.el 1
Allen .die zich in Curaçao bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld.
Discri.minatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op
welke .grond dan ook, is niet toegestaan.
Artikel. 2
1. Bij la.ndsverordening wordt de toelating en de uitzetting van vreemdelingen geregeld.
2. Uitlevering kan slechts geschieden krachtens verdrag. Verdere voorschriften omtrent
uitlevering worden bij landsverordening geregeld.
3. Ieder heeft het recht het land te verlaten, behoudens in de gevallen, bij landsverordening
bepaald.
Artikel 3
Alle Nederlanders zijn op gelijke voet in openbare dienst benoembaar.
Artikel 4
Iedere in Curaçao woonachtige Nederlander heeft gelijkelijk recht de leden van algemeen
vertegenwoordigende organen te verkiezen alsmede tot lid van deze organen te worden
verkozen, behoudens bij landsverordening gestelde beperkingen en uitzonderingen.
Artikel 5
Ieder heeft het recht verzoeken schriftelijk bij het bevoegd gezag in te dienen.
Artikel 6
1. Ieder heeft het recht zijn godsdienst of levensovertuiging, individueel of in gemeenschap
met anderen, vrij te belijden, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens
landsverordening.
2. Bij landsverordening kunnen ter zake van de uitoefening van dit recht buiten gebouwen en
besloten plaatsen regels worden gesteld ter bescherming van de gezondheid, in het belang
van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden.
Artikel 7
1. Niemand heeft voorafgaand verlof nodig om door de drukpers gedachten of gevoelens te
openbaren, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens landsverordening.
2. Bij landsverordening worden regels gesteld omtrent radio en televisie. Er is geen
voorafgaand toezicht op de inhoud van een radio- of televisie-uitzending.
3. Voor het openbaren van gedachten of gevoelens door andere dan in de voorgaande
leden genoemde middelen heeft niemand voorafgaand verlof nodig wegens de inhoud
daarvan, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens landsverordening. Bij
landsverordening kan het geven van vertoningen toegankelijk voor personen jonger dan
zestien jaar worden geregeld ter bescherming van de goede zeden.
4. De voorgaande leden zijn niet van toepassing op het maken van handelsreclame.
Artikel 8
Het recht tot vereniging wordt erkend. Bij landsverordening kan dit recht worden beperkt in
het belang van de openbare orde.
Artikel 9
1. Het recht tot vergadering en betoging wordt erkend, behoudens ieders
verantwoordelijkheid volgens landsverordening.
2. Bij landsverordening kunnen regels worden gesteld ter bescherming van de gezondheid,
in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden.
Artikel 10
1. Ieder heeft, behoudens bij of krachtens landsverordening te stellen beperkingen, recht op
eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer.
2. Bij landsverordening kunnen regels worden gesteld ter bescherming van de persoonlijke
levenssfeer in verband met het vastleggen en verstrekken van persoonsgegevens.
3. Bij landsverordening kunnen regels worden gesteld inzake de aanspraken van personen
op kennisneming van over hen vastgelegde gegevens en van het gebruik dat daarvan wordt
gemaakt, alsmede op verbetering van zodanige gegevens.
Artikel 11
Ieder heeft, behoudens bij of krachtens landsverordening te stellen beperkingen, recht op
onaantastbaarheid van zijn lichaam.
Artikel 12
1. Het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner is alleen geoorloofd
in de gevallen bij of krachtens landsverordening bepaald, door hen die daartoe bij of
krachtens landsverordening zijn aangewezen.
2. Voor het binnentreden overeenkomstig het eerste lid zijn voorafgaande legitimatie en
mededeling van het doel van het binnentreden vereist, behoudens bij landsverordening
gestelde uitzonderingen.
3. Aan de bewoner wordt zo spoedig mogelijk een schriftelijk verslag van het binnentreden
verstrekt. Indien het binnentreden in het belang van de nationale veiligheid of dat van de
strafvordering heeft plaatsgevonden, kan volgens bij landsverordening te stellen regels de
verstrekking van het verslag worden uitgesteld. In de bij landsverordening te bepalen
gevallen kan de verstrekking achterwege worden gelaten, indien het belang van de nationale
veiligheid zich tegen verstrekking blijvend verzet.
Artikel 13
1. Het briefgeheim is onschendbaar, behalve, in de gevallen bij landsverordening bepaald,
op last van de rechter.
2. Het telefoon- en telegraafgeheim is onschendbaar, behalve, in de gevallen bij
landsverordening bepaald, door of met machtiging van hen die daartoe bij landsverordening
zijn aangewezen.
Artikel 14
1. Onteigening kan alleen geschieden in het algemeen belang en tegen vooraf verzekerde
schadeloosstelling, een en ander naar bij of krachtens landsverordening te stellen
voorschriften.
2. De schadeloosstelling behoeft niet vooraf verzekerd te zijn, wanneer in geval van nood
onverwijld onteigening geboden is.
3. In de gevallen bij of krachtens de landsverordening bepaald bestaat recht op
schadeloosstelling of tegemoetkoming in de schade, indien in het algemeen belang
eigendom door het bevoegd gezag wordt vernietigd of onbruikbaar gemaakt of de
uitoefening van het eigendomsrecht wordt beperkt.
Artikel 15
1. Buiten de gevallen bij of krachtens landsverordening bepaald mag niemand zijn vrijheid
worden ontnomen.
2. Hij aan wie anders dan op rechterlijk bevel zijn vrijheid is ontnomen, kan aan de rechter
zijn invrijheidstelling verzoeken. Hij wordt in dat geval door de rechter gehoord binnen een
bij de landsverordening te bepalen termijn. De rechter gelast de onmiddellijke
invrijheidstelling, indien hij de vrijheidsontneming onrechtmatig oordeelt.
3. De berechting van hem aan wie met het oog daarop zijn vrijheid is ontnomen, vindt binnen
een redelijke termijn plaats.
4. Hij aan wie rechtmatig zijn vrijheid is ontnomen, kan worden beperkt in de uitoefening van
grondrechten voor zover deze zich niet met de vrijheidsontneming verdraagt.
Artikel 16
Geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling.
Artikel 17
Niemand kan tegen zijn wil worden afgehouden van de rechter die bij landsverordening aan
hem is toegekend.
Artikel 18
1. Ieder kan zich in rechte en in administratief beroep doen bijstaan.
2. Bij landsverordening worden regels gesteld omtrent het verlenen van rechtsbijstand aan
minder draagkrachtigen.
Artikel 19
1. Het onderwijs is een voorwerp van de aanhoudende zorg van de regering.
2. Het geven van onderwijs is vrij, behoudens het toezicht van de overheid en, voor wat bij
landsverordening aangewezen vormen van onderwijs betreft, het onderzoek naar de
bekwaamheid en de zedelijkheid van hen die onderwijs geven, een en ander bij
landsverordening te regelen.
3. Het openbaar onderwijs wordt, met eerbiediging van ieders godsdienst of
levensovertuiging, bij landsverordening geregeld.
4. Er wordt van overheidswege voldoend openbaar algemeen vormend lager onderwijs
gegeven in een genoegzaam aantal scholen. Volgens bij landsverordening te stellen regels
kan afwijking van deze bepaling worden toegelaten, mits tot het ontvangen van zodanig
onderwijs gelegenheid wordt gegeven.
5. De eisen van deugdelijkheid, aan het geheel of ten dele uit de openbare kas te bekostigen
onderwijs te stellen, worden bij landsverordening geregeld, met inachtneming, voor zover
het bijzonder onderwijs betreft, van de vrijheid van richting.
6. Deze eisen worden voor het algemeen vormend lager onderwijs zodanig geregeld, dat de
deugdelijkheid van het geheel uit de openbare kas bekostigd bijzonder onderwijs en van het
openbaar onderwijs even afdoende wordt gewaarborgd. Bij die regeling wordt met name de
vrijheid van het bijzonder onderwijs betreffende de keuze van de leermiddelen en de
aanstelling van de onderwijzers geëerbiedigd.
7. Het bijzonder algemeen vormend lager onderwijs, dat aan de bij landsverordening te
stellen voorwaarden voldoet, wordt naar dezelfde maatstaf als het openbaar onderwijs uit de
openbare kas bekostigd. Bij landsverordening worden de voorwaarden vastgesteld, waarop
voor het bijzonder algemeen vormend middelbaar en voorbereidend hoger onderwijs
bijdragen uit de openbare kas worden verleend.
8. De regering doet jaarlijks van de staat van het onderwijs verslag aan de Staten.
Artikel 20
1. Bevordering van voldoende werkgelegenheid is voorwerp van zorg van de overheid.
2. Bij landsverordening worden regels gesteld omtrent de rechtspositie van hen die arbeid
verrichten en omtrent hun bescherming daarbij, alsmede omtrent medezeggenschap.
3. Het recht van iedere Nederlander op vrije keuze van arbeid wordt erkend, behoudens de
beperkingen bij of krachtens landsverordening gesteld.
Artikel 21
1. De bestaanszekerheid van de bevolking en spreiding van welvaart zijn voorwerp van zorg
van de overheid.
2. Bij landsverordening worden regels gesteld omtrent de aanspraken op sociale zekerheid.
3. Nederlanders hier te lande, die niet in het bestaan kunnen voorzien, hebben een bij
landsverordening te regelen recht op bijstand van overheidswege.
Artikel 22
De zorg van de overheid is gericht op de bewoonbaarheid van het land en de bescherming
en verbetering van het leefmilieu.
Artikel 23
1. De overheid treft maatregelen ter bevordering van de volksgezondheid.
2. Bevordering van voldoende woongelegenheid is voorwerp van zorg van de overheid.
3. Zij schept voorwaarden voor maatschappelijke en culturele ontplooiing en voor
vrijetijdsbesteding.
Artikel 24
1. Het gezin wordt erkend en beschermd door de overheid. De overheid treft maatregelen ter
bevordering van een gezond gezinsleven.
2. Man en vrouw zijn voor de wet gelijk.
3. Ieder kind heeft recht op wettelijke bescherming door de overheid.
Artikel 25
De zorg van de overheid is gericht op de bescherming van jeugdigen en de bevordering van
hun recht op onderwijs, culturele vorming, sport en vrijetijdsbesteding.
Hoofdstuk 2. Regering
Artikel 26
1. De regering wordt gevormd door de Koning en de ministers.
2. De koning wordt vertegenwoordigd door de Gouverneur.
3. De ministers zijn verantwoordelijk aan de Staten
Artikel 27
1. De minister-president en de overige ministers worden bij landsbesluit benoemd en
ontslagen.
2. Indien een minister het vertrouwen van de Staten niet langer heeft stelt hij zijn ambt ter
beschikking.
Artikel 28
1. Om minister te kunnen zijn is vereist dat men ingezetene van Curaçao is, de Nederlandse
nationaliteit bezit, de leeftijd van 25 jaren heeft bereikt en niet is uitgesloten van het
kiesrecht.
2. Een minister kan niet tegelijkertijd zijn:
a. Gouverneur;
b. vervanger van de Gouverneur;
c. lid van de Raad van Advies;
d. lid van de Algemene Rekenkamer;
e. ombudsman;
f. gevolmachtigde minister;
g. actief dienend ambtenaar;
h. lid van de Staten;
i. lid van of procureur-generaal of advocaat-generaal bij het Gemeenschappelijke Hof
van Justitie.
3. Onverminderd het bepaalde in het voorgaande lid onder h kan een minister, tot lid van de
Staten gekozen, ten hoogste drie maanden na zijn toelating als lid het ambt van minister en
het lidmaatschap van de Staten verenigen.
4. Met ambtenaar, bedoeld in het tweede lid onder g, worden voor de toepassing van dit
artikel gelijkgesteld zij, die als werkman zijn aangesteld en zij, die in dienst van het
landsbestuur op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht werkzaam zijn.
Artikel 29
Bloedverwantschap tot en met de tweede graad mag niet bestaan tussen de ministers.
Echtgenoten kunnen niet tegelijkertijd ministers zijn.
Artikel 30
Bij landsbesluit worden ministeries ingesteld. Zij staan onder leiding van een minister.
Artikel 31
1. De ministers vormen tezamen de raad van ministers.
2. De raad van ministers bestaat uit ten hoogste zeven ministers, tenzij bij landsverordening
anders wordt bepaald.
3. De minister-president is voorzitter van de raad van ministers.
4. De raad van ministers beraadslaagt en besluit over het algemeen regeringsbeleid en
bevordert de eenheid van dat beleid.
5. Indien de Gouverneur een vergadering van de raad van ministers bijwoont, treedt hij op
als voorzitter. Hij heeft alsdan een raadgevende stem.
Artikel 32
Alle landsverordeningen en landsbesluiten worden door de Gouverneur en door een of meer
ministers ondertekend.
Artikel 33
Het landsbesluit waarbij de minister-president wordt benoemd wordt mede door hem
ondertekend. De landsbesluiten waarbij de overige ministers worden benoemd of ontslagen
worden mede door de minister-president ondertekend.
Artikel 34
Op de wijze bij landsverordening voorgeschreven leggen de ministers bij de aanvaarding
van hun ambt een eed, dan wel verklaring en belofte, van zuivering af en zweren of beloven
zij trouw aan de Staatsregeling en een getrouwe vervulling van hun ambt.
Artikel 35
De bezoldiging, het pensioen alsmede overige geldelijke voorzieningen van de ministers en
de gevolmachtigde minister worden bij landsverordening geregeld.
Artikel 36
1. De gevolmachtigde minister kan niet tegelijk zijn:
a. Gouverneur;
b. vervanger van de Gouverneur;
c. lid van de Raad van Advies;
d. lid van de Algemene Rekenkamer;
e. ombudsman;
f. actief dienend ambtenaar;
g. lid van de Staten;
h. lid van of procureur-generaal of advocaat-generaal bij het Gemeenschappelijke Hof
van Justitie;
i. minister.
2. Onverminderd het bepaalde in het voorgaande lid onder g kan een gevolmachtigde
minister, tot lid van de Staten gekozen, ten hoogste drie maanden na zijn toelating als lid het
ambt van gevolmachtigde minister en het lidmaatschap van de Staten verenigen.
3. De gevolmachtigde minister wordt, indien hij op Curaçao aanwezig is, in de gelegenheid
gesteld de beraadslagingen van de ministerraad ten aanzien van onderwerpen, welke tot
zijn bemoeienis behoren, bij te wonen. Hij heeft alsdan een raadgevende stem.
Hoofdstuk 3. Staten
Artikel 37
De Staten vertegenwoordigen het gehele Curaçaose volk.
Artikel 38
De Staten bestaan uit eenentwintig leden.
Artikel 39
De zittingsduur van de Staten is vier jaren.
Artikel 40
1. De leden van de Staten worden gekozen op de grondslag van evenredige
vertegenwoordiging binnen bij landsverordening te stellen grenzen.
2. De verkiezingen worden gehouden bij geheime stemming.
Artikel 41
1. De leden van de Staten worden rechtstreeks gekozen door de ingezetenen van Curaçao
die Nederlanders zijn en de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt.
2. Van het kiesrecht is uitgesloten:
a. hij die wegens het begaan van een daartoe bij landsverordening aangewezen delict bij
onherroepelijke rechterlijke uitspraak is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van ten minste een
jaar en hierbij tevens is ontzet van het kiesrecht;
b. hij die krachtens onherroepelijke rechterlijke uitspraak wegens een geestelijke stoornis
onbekwaam is rechtshandelingen te verrichten.
Artikel 42
Om lid van de Staten te kunnen zijn is vereist dat men ingezetene van Curaçao is, de
Nederlandse nationaliteit bezit, de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt en niet is uitgesloten
van het kiesrecht.
Artikel 43
1. Een lid van de Staten kan niet tevens zijn:
a. Gouverneur
b. vervanger van de Gouverneur
c. minister,
d. gevolmachtigde minister,
e. lid van de Raad van Advies,
f. lid van de Algemene Rekenkamer,
g. ombudsman,
h. lid van of procureur-generaal of advocaat-generaal bij het Gemeenschappelijk Hof
van Justitie.
2. Niettemin kan een minister of gevolmachtigde minister, tot lid van de Staten gekozen, ten
hoogste drie maanden na zijn toelating als lid, dit ambt verenigen met het lidmaatschap van
de Staten.
3. Bij landsverordening kunnen ten aanzien van andere openbare betrekkingen worden
bepaald dat zij niet gelijktijdig met het lidmaatschap van de Staten kunnen worden
uitgeoefend.
Artikel 44
1. Bloedverwantschap tot en met de tweede graad mag niet bestaan tussen de leden van de
Staten. Echtgenoten kunnen niet tegelijkertijd lid van de Staten zijn.
2. Wanneer personen, die verkeren in één van de gevallen bedoeld in het eerste lid,
tegelijkertijd gekozen worden, wordt alleen toegelaten hij, die de meeste stemmen verkreeg,
en bij gelijk aantal stemmen, de oudste. Indien in laatstbedoeld geval ook de leeftijden gelijk
zijn, beslist het lot.
3. Hij, die na zijn verkiezing komt te verkeren in het geval, bedoeld in de tweede zin van het
eerste lid, kan op die grond niet verplicht worden af te treden vóór de afloop van zijn tijd van
zitting.
Artikel 45
De Staten onderzoeken de geloofsbrieven van de nieuwbenoemde leden en beslissen met
inachtneming van bij landsverordening te stellen regels de geschillen welke met betrekking
tot de geloofsbrieven of de verkiezing zelf rijzen.
Artikel 46
Alles, wat verder het kiesrecht en de verkiezingen betreft, wordt bij landsverordening
geregeld.
Artikel 47
Op de wijze bij landsverordening voorgeschreven leggen de leden van de Staten bij de
aanvaarding van hun ambt een eed, dan wel verklaring en belofte, van zuivering af en
zweren of beloven zij trouw aan de Staatsregeling en een getrouwe vervulling van hun ambt.
Artikel 48
De Staten benoemen uit de leden een voorzitter en een ondervoorzitter.
Artikel 49
1. De Staten benoemen hun griffier. Deze en de overige ambtenaren van de Staten kunnen
niet tevens lid van de Staten zijn.
2. De benoeming, schorsing, ontslag en rechtspositie van de griffier, alsmede van de overige
ambtenaren van de Staten worden bij landsverordening geregeld.
Artikel 50
Geldelijke voorzieningen ten behoeve van leden en gewezen leden van de Staten en van
hun nabestaanden worden bij landsverordening geregeld.
Artikel 51
1. De Staten kunnen bij landsbesluit worden ontbonden.
2. Het besluit tot ontbinding houdt tevens de last in tot een nieuwe verkiezing voor de
ontbonden Staten en tot het samenkomen van de nieuw gekozen Staten binnen drie
maanden.
3. De ontbinding gaat in op de dag waarop de nieuw gekozen Staten samenkomen.
4. Bij landsverordening kan de zittingsduur van een na ontbinding optredende Staten op een
kortere termijn worden vastgesteld dan in artikel 39 is bepaald.
Artikel 52
1. Het zittingsjaar van de Staten wordt door de Voorzitter geopend of gesloten. Het gewone
zittingsjaar vangt aan op de tweede dinsdag van de maand september.
2. Bij de opening van het gewone zittingsjaar van de Staten wordt door of namens de
Gouverneur een uiteenzetting van het door de Regering te voeren beleid gegeven.
Artikel 53
1. De vergaderingen van de Staten zijn openbaar.
2. Door de Staten wordt vervolgens beslist of met gesloten deuren zal worden beraadslaagd
en besloten. De deuren worden gesloten, wanneer vier leden het vorderen of de voorzitter
het nodig oordeelt.
3. De vergadering kan niet dan met twee derden van de uitgebrachte stemmen besluiten,
dat met gesloten deuren zal worden beraadslaagd en besloten.
Artikel 54
1. De Staten mogen alleen beraadslagen of besluiten, indien meer dan de helft van het
aantal zitting hebbende leden ter vergadering aanwezig is.
2. Besluiten worden genomen bij meerderheid van stemmen.
3. De leden stemmen zonder last.
4. Over zaken wordt mondeling en bij hoofdelijke oproeping gestemd, wanneer één lid dit
verlangt.
Artikel 55
De ministers geven de Staten mondeling of schriftelijk de door één of meer leden verlangde
inlichtingen waarvan het verstrekken niet in strijd is met het belang van het Land of van het
Koninkrijk.
Artikel 56
1. De ministers hebben toegang tot de vergaderingen van de Staten en kunnen aan de
beraadslaging deelnemen.
2. Zij kunnen door de Staten worden uitgenodigd om ter vergadering aanwezig te zijn.
3. Zij kunnen zich in de vergaderingen doen bijstaan door de personen, daartoe door hen
aangewezen.
Artikel 57
De Staten hebben het recht van enquête, te regelen bij landsverordening.
Artikel 58
De leden van de Staten, de ministers en andere personen die deelnemen aan de
beraadslaging, kunnen niet in rechte worden vervolgd of aangesproken voor hetgeen zij in
de vergaderingen van de Staten of van commissies daaruit hebben gezegd of aan deze
schriftelijk hebben overgelegd.
Artikel 59
De Staten stellen hun reglement van orde vast. Het wordt openbaar gemaakt door plaatsing
in het Publicatieblad.
Artikel 60
De Staten zijn bevoegd de belangen van Curaçao voor te staan bij de regering van het
Koninkrijk en bij de Staten-Generaal.
Hoofdstuk 4. Raad van Advies, Algemene Rekenkamer, Ombudsman en vaste
colleges van advies
Artikel 61
1. De Raad van Advies wordt gehoord over:
a. alle ontwerpen van landsverordeningen en van landsbesluiten, houdende algemene
maatregelen;
b. alle voorstellen tot goedkeuring als bedoeld in artikel 24, tweede lid, van het Statuut
voor het Koninkrijk der Nederlanden, van de verdragen die Curaçao raken;
c. alle voorstellen van rijkswetten en ontwerpen van algemene maatregelen van
rijksbestuur.
2. De Raad is bevoegd de regering eigener beweging van advies te dienen in de gevallen,
waarin hij zulks in het belang van het Land of van het Koninkrijk geraden oordeelt.
3. De Raad van Advies wordt niet gehoord met betrekking tot de in het eerste lid, onderdelen
b en c, bedoelde voorstellen en ontwerpen indien daaromtrent tussen de Regering en de
Gevolmachtigde Minister geen overleg plaatsvindt of naar het oordeel van de Regering om
andere reden het horen van de Raad bezwaarlijk is.
4. De Raad wordt gehoord in de gevallen waarin de Staatsregeling of een landsverordening
dit voorschrijft, in alle buitengewone gevallen van gewichtige aard en in alle andere zaken
waaromtrent de regering het nodig oordeelt.
Artikel 62
1. De Raad van Advies bestaat uit ten minste vijf leden, waarvan een ondervoorzitter.
2. De ondervoorzitter en de leden worden bij landsbesluit benoemd, geschorst en ontslagen.
Zij bekleden hun ambt niet langer dan vijf jaren, doch zijn terstond herbenoembaar.
3. Op eigen verzoek en wegens het bereiken van een bij landsverordening te bepalen leeftijd
worden zij ontslagen.
4. De rechtspositie van de leden van de Raad van Advies wordt bij landsverordening
geregeld.
5. De Gouverneur kan het voorzitterschap van de Raad bekleden, zo dikwijls hij dit nodig
oordeelt. In die vergadering treedt hij op als voorzitter en heeft hij alsdan een raadgevende
stem.
6. Het ambt van Ondervoorzitter of lid van de Raad is onverenigbaar met de functie van
actief dienend ambtenaar.
7. Het ambt van de Ondervoorzitter of lid van de Raad is tevens onverenigbaar met een
ambt of een functie ten aanzien waarvan de onverenigbaarheid bij landsverordening is
bepaald.
Artikel 63
1. Bij landsverordening worden de inrichting, samenstelling en bevoegdheden van de Raad
van Advies geregeld.
2. Bij landsverordening kunnen aan de Raad van Advies andere dan in dit hoofdstuk
genoemde taken worden opgedragen.
Artikel 64
Het reglement van orde voor de Raad van Advies wordt door de Raad vastgesteld. Het
wordt in het Publicatieblad bekend gemaakt.
Artikel 65
De Algemene Rekenkamer is belast met het onderzoek van de ontvangsten en uitgaven van
het Land.
Artikel 66
1. De leden van de Algemene Rekenkamer worden bij landsbesluit voor het leven benoemd
uit een voordracht van drie personen, opgemaakt door de Staten.
2. Op eigen verzoek en wegens het bereiken van een bij landsverordening te bepalen leeftijd
worden zij ontslagen.
3. In de gevallen bij landsverordening aangewezen kunnen zij door het Gemeenschappelijk
Hof van Justitie worden geschorst of ontslagen.
4. Bij landsverordening wordt overigens hun rechtspositie geregeld.
Artikel 67
1. Bij landsverordening worden de inrichting, samenstelling en bevoegdheid van de
Algemene Rekenkamer geregeld.
2. Bij landsverordening kunnen aan de Algemene Rekenkamer andere dan in dit hoofdstuk
genoemde taken worden opgedragen.
Artikel 68
1. De Ombudsman verricht op verzoek of uit eigen beweging onderzoek naar gedragingen
van bestuursorganen van het Land en van andere bij of krachtens landsverordening
aangewezen bestuursorganen.
2. De Ombudsman wordt voor een bij landsverordening te bepalen termijn benoemd door de
Staten. Op eigen verzoek en wegens het bereiken van een bij landsverordening te bepalen
leeftijd wordt hij ontslagen. In de gevallen bij landsverordening aangewezen kan hij door de
Staten worden geschorst of ontslagen. De landsverordening regelt overigens zijn
rechtspositie.
3. Bij landsverordening worden de bevoegdheid en werkwijze van de Ombudsman geregeld.
4. Bij of krachtens landsverordening kunnen aan de Ombudsman ook andere taken worden
opgedragen.
Artikel 69
1. Vaste colleges van advies in zaken van wetgeving en bestuur van het Land worden
ingesteld bij of krachtens landsverordening.
2. Bij landsverordening worden de inrichting, samenstelling en bevoegdheid van deze
colleges geregeld.
3. Bij of krachtens landsverordening kunnen aan deze colleges ook andere dan adviserende
taken worden opgedragen.
Artikel 70
1. De adviezen van de in dit hoofdstuk bedoelde colleges worden openbaar gemaakt
volgens regels bij landsverordening te stellen.
2. Adviezen, uitgebracht ter zake van ontwerpen van landsverordening die door of vanwege
de Gouverneur worden ingediend, worden, behoudens bij landsverordening te bepalen
uitzonderingen, aan de Staten overgelegd.
Hoofdstuk 5. Wetgeving en bestuur
Artikel 71
De vaststelling van landsverordeningen geschiedt door de regering en de Staten
gezamenlijk.
Artikel 72
De bekrachtiging van ontwerpen van landsverordening geschiedt door de regering na
verkregen goedkeuring of op voordracht van de Staten. Zij verkrijgen daardoor kracht van
landsverordening.
Artikel 73
De regering dient ontwerpen van landsverordening ter goedkeuring bij de Staten in.
Artikel 74
1. De Staten hebben het recht ontwerpen van landsverordening aan de regering voor te
dragen.
2. Ontwerpen van landsverordening door de Staten voor te dragen worden bij hen
aanhangig gemaakt door één of meer leden.
Artikel 75
1. Zolang een ontwerp van landsverordening ingediend door de regering niet door de Staten
is goedgekeurd kan deze door hen, op voorstel van een of meer leden, en door de regering
worden gewijzigd.
2. Zolang de Staten nog niet hebben besloten tot voordracht van een ontwerp van
landsverordening kan deze door hen, op voorstel van één of meer leden en door het lid of de
leden door wie deze aanhangig gemaakt is, worden gewijzigd.
Artikel 76
1. Zolang een ontwerp van landsverordening ingediend door de regering niet door de Staten
is goedgekeurd kan deze door de regering worden ingetrokken.
2. Zolang de Staten nog niet hebben besloten tot voordracht van een ontwerp van
landsverordening kan deze, door het lid of de leden door wie deze aanhangig gemaakt is,
worden ingetrokken.
Artikel 77
1. De regering en de Staten geven elkaar kennis van hun besluit omtrent enige ontwerp van
landsverordening.
2. Indiening, intrekking en bekrachtiging van ontwerpen van landsverordening door de
regering geschieden door tussenkomst van de Gouverneur.
Artikel 78
Bij landsverordening worden de bekendmaking en de inwerkingtreding van
landsverordeningen geregeld. Zij treden niet in werking voordat zij zijn bekendgemaakt.
Artikel 79
1. Door de regering worden landsbesluiten, houdende algemene maatregelen, vastgesteld.
2. Voorschriften, door straffen te handhaven, worden daarin alleen gegeven krachtens
landsverordening. Bij landsverordening worden de op te leggen straffen bepaald.
3. Artikel 78 is van overeenkomstige toepassing op landsbesluiten, houdende algemene
maatregelen.
4. Het tweede en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing op ministeriële regelingen.
Artikel 80
1. De heffing van belastingen wordt bij landsverordening geregeld.
2. Andere heffingen worden bij landsverordening geregeld.
Artikel 81
1. De begroting van de ontvangsten en de uitgaven van het land wordt bij landsverordening
vastgesteld.
2. De op de begroting van een begrotingsjaar opgenomen uitgaven worden volledig gedekt
door op die begroting tot dekking van de uitgaven opgenomen inkomsten, met inachtneming
van bij landsverordening vast te stellen normen.
3. De begroting wordt jaarlijks in één of meer ontwerpen door de regering aan de Staten
uiterlijk op de tweede dinsdag van de maand september aangeboden.
4. De regering biedt jaarlijks een sluitende meerjarenbegroting aan de Staten aan.
5. Bij landsverordening kan worden bepaald dat de begroting voor een langer tijdperk dan
een jaar wordt vastgesteld. Dit tijdperk mag niet langer zijn dan twee jaar.
6. De verantwoording van de ontvangsten en de uitgaven van het land wordt aan de Staten
gedaan overeenkomstig bepalingen vastgesteld bij landsverordening. De door de Algemene
Rekenkamer onderzochte rekening wordt jaarlijks aan de Staten overgelegd.
7. Bij landsverordening worden regels gesteld omtrent het beheer van de financiën van het
land en een doeltreffend comptabel bestel.
Artikel 82
Het aangaan of garanderen van een geldlening ten name of ten laste van het land geschiedt
niet dan bij of krachtens landsverordening.
Artikel 83
Bij landsverordening wordt het geldstelsel geregeld.
Artikel 84
1. Bij landsverordening worden het burgerlijk recht, het strafrecht en het burgerlijk- en het
strafprocesrecht in wetboeken geregeld.
2. Bij landsverordening worden algemene regels van bestuursrecht vastgesteld.
Artikel 85
De rechtspositie van de ambtenaren wordt bij landsverordening geregeld.
Artikel 86
De overheid betracht bij de uitvoering van haar taak openbaarheid voor volgens regels bij
landsverordening te stellen.
Artikel 87
Bij landsverordening wordt het beheer van domeinen en andere domaniale rechten
geregeld.
Artikel 88
Gratie wordt verleend bij landsbesluit na ingewonnen bericht van de rechter door wie het
vonnis is gewezen met inachtneming van bij of krachtens landsverordening te stellen
voorschriften.
Artikel 89
1. Ingezetenen kunnen niet dan bij landsverordening tot dienst in de krijgsmacht dan wel tot
burgerdienstplicht worden verplicht.
2. De dienstplichtigen, dienende bij de landmacht, kunnen zonder hun toestemming niet dan
ingevolge een landsverordening naar elders worden gezonden.
Artikel 90
In geval van buitengewone omstandigheden kan bij landsbesluit worden bepaald dat in het
land woonachtige dienstplichtigen buitengewoon in werkelijke dienst worden gehouden of
geroepen. Alsdan wordt onverwijld een ontwerplandsverordening bij de Staten ingediend om
het in werkelijke dienst blijven van dienstplichtigen zoveel nodig te bepalen.
Artikel 91
1. Bij landsverordening wordt bepaald in welke gevallen ter handhaving van de uit- of
inwendige veiligheid bij landsbesluit een door de landsverordening als zodanig aan te wijzen
uitzonderingstoestand kan worden afgekondigd. De landsverordening regelt de gevolgen.
2. Bij die regeling kan worden afgeweken van de bepalingen van de Staatsregeling
betreffende de vrijheid van drukpers, het recht van vereniging en vergadering, alsmede van
de onschendbaarheid van de woning en het postgeheim.
3. De Staten beslissen terstond na de afkondiging van een uitzonderingstoestand en voorts,
zolang deze niet bij landsbesluit is opgeheven, telkens wanneer zij zulks nodig oordelen,
omtrent het voortduren daarvan.
Hoofdstuk 6. Het rechtswezen en de rechterlijke macht
Artikel 92
Er wordt in Curaçao recht gesproken in naam des Konings.
Artikel 93
1. De rechterlijke macht wordt alleen uitgeoefend door de rechters die lid zijn van het
Gemeenschappelijk Hof van Justitie.
2. Elke tussenkomst in rechtszaken is verboden.
Artikel 94
1. Aan de rechterlijke macht behoort bij uitsluiting de kennisneming van geschillen over
burgerlijke rechten en over schuldvorderingen.
2. Aan de rechterlijke macht is voorts opgedragen de berechting van strafbare feiten.
3. Bij landsverordening kan de kennisneming van geschillen, die niet uit burgerlijke
rechtsbetrekkingen zijn ontstaan, worden opgedragen aan de rechterlijke macht of aan
bijzondere rechtscolleges, waarin leden van de rechterlijke macht mede zitting hebben.
4. Van geschillen over het kiesrecht en andere grondrechten, over de rechtstoestand van
ambtenaren en over heffing en invordering van belastingen neemt de rechterlijke macht
kennis wanneer de kennisneming daarvan niet bij landsverordening aan een ander gerecht
is opgedragen. Indien de wijze van berechting van deze geschillen door de rechterlijke
macht niet bij landsverordening nader bepaald is, worden de voor de berechting van
geschillen van burgerrechtelijke aard geldende regelen zoveel mogelijk toegepast.
Artikel 95
De doodstraf kan niet worden opgelegd.
Artikel 96
De rechter treedt niet in de beoordeling van de verenigbaarheid van landsverordeningen met
de Staatsregeling, behoudens de toetsing aan de klassieke grondrechten genoemd in de
artikelen 1 tot en met 19.
Artikel 97
1. De terechtzittingen vinden in het openbaar plaats, behoudens uitzonderingen te stellen bij
landsverordening.
2. De vonnissen en beschikkingen bevatten de gronden waarop zij zijn gewezen of
uitgevaardigd en, in strafzaken, de aanwijzing van de artikelen van de wettelijke regelingen
waarop de veroordeling berust.
3. De uitspraak van de vonnissen geschiedt in het openbaar.
Artikel 98
Vonnissen en beschikkingen door een rechter die de rechterlijke macht uitoefent gewezen of
uitgevaardigd in Curaçao kunnen in Aruba en St. Maarten worden ten uitvoer gelegd,
volgens bij landsverordening vastgestelde regels.
Artikel 99
1. Er is een Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Curaçao, Aruba en St. Maarten.
2. Het Hof heeft zitting in Curaçao.
Artikel 100
1. Aan het Gemeenschappelijk Hof van Justitie is een griffie verbonden.
2. De griffier wordt benoemd en ontslagen door de Ministeriële Samenwerkingsraad op
voordracht van de president van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.
3. De rechtspositie van de griffier wordt bij landsverordening geregeld.
Artikel 101
1. Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie oordeelt in hoger beroep over de vonnissen en
beschikkingen van het gerecht in eerste aanleg en is belast met het toezicht op de
geregelde afdoening van alle rechtsgedingen en de behoorlijke vervolging van strafbare
feiten.
2. Het Hof treedt op als rechter in eerste aanleg in de gevallen bij landsverordening bepaald.
3. Het Hof vervult voorts de taken hem bij rijkswet, algemene maatregel van rijksbestuur of
landsverordening opgedragen.
Artikel 102
1. Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie bestaat uit een president die tevens lid is en
overige leden; zo nodig worden plaatsvervangende leden in het Hof benoemd.
2. De president en de overige leden van het Hof worden door de Koning voor het leven
benoemd.
3. De plaatsvervangende leden van het Hof worden op een daartoe strekkende schriftelijke
aanbeveling van het Hof door de Koning benoemd. De benoeming kan voor een bepaalde
tijd geschieden doch ten minste voor drie jaar.
Artikel 103
1. Wanneer een plaats van president of lid in het Gemeenschappelijk Hof van Justitie
openvalt, zendt het Hof, het Openbaar Ministerie bij het Hof daaronder begrepen, een bij
volstrekte meerderheid van stemmen opgemaakte aanbevelingslijst, bevattende de namen
van drie kandidaten, aan de Ministeriële Samenwerkingsraad.
2. De Ministeriële Samenwerkingsraad stelt op zijn beurt een aanbevelingslijst op en doet
deze toekomen aan de regering teneinde deze aan de Koning aan te bieden. Bij het
opstellen van de aanbevelingslijst neemt de Ministeriële Samenwerkingsraad de
aanbeveling van het Hof zoveel mogelijk in acht.
3. Indien de Ministeriële Samenwerkingsraad voornemens is af te wijken van de aanbeveling
van het Hof, wint hij daaromtrent, alvorens die lijst aan de regering te zenden, het gevoelen
van het Hof in. Het gevoelen van het Hof alsmede de aanbeveling van het Hof worden bij de
door de Ministeriële Samenwerkingsraad opgemaakte aanbevelingslijst gevoegd. De
Ministeriële Samenwerkingsraad motiveert waarom hij is afgeweken van de aanbeveling van
het Hof.
Artikel 104
De rechtspositie van de president en de overige leden van het Gemeenschappelijk Hof van
Justitie wordt overigens bij landsverordening onder goedkeuring van de Koning geregeld.
Artikel 105
1. De plaatsvervangende leden van het Hof worden door de Koning ontslagen op de
gronden genoemd in artikel 107 eerste lid, onder b en c. Het tweede en het derde lid van
artikel 107 zijn van overeenkomstige toepassing.
2. Het plaatsvervangend lid van het Hof kan op zijn verzoek door de Koning ontslag worden
verleend.
Artikel 106
1. De president en de overige leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, de
procureur-generaal en de advocaten-generaal moeten bij de benoeming de volle ouderdom
van dertig jaren hebben bereikt en aan een bij landsverordening aan te wijzen universiteit of
hoge school hebben verkregen hetzij de graad van doctor in de rechtsgeleerdheid, hetzij de
hoedanigheid van meester in de rechten, mits deze graad of deze hoedanigheid verkregen
is op grond van het afleggen van een examen in de vakken bij landsverordening te bepalen.
2. De in het voorgaande lid gestelde vereisten zijn niet van toepassing op degenen die in het
bezit zijn van een getuigschrift als bedoeld in artikel 3 van de Advocatenlandsverordening en
die op het tijdstip van inwerkingtreding van de Samenwerkingsregeling Curaçao, Aruba en
St. Maarten plaatsvervangende leden zijn van het Hof van Justitie van Curaçao.
Artikel 107
1. De president en de overige leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie worden
door de Koning ontslagen:
a. wanneer zij de leeftijd van vijfenzestig jaren hebben bereikt;
b. indien zij uit hoofde van ziekte of gebreken blijvend ongeschikt zijn om hun functies
te vervullen;
c. bij het verlies van het Nederlanderschap.
2. In de gevallen, bedoeld in het eerste lid, wordt het ontslag eervol verleend.
3. In het geval, bedoeld in het eerste lid, onder b, wordt voor de aanspraak op pensioen
geen nader bewijs van de oorzaak van de ongeschiktheid gevorderd.
Artikel 108
1.Wanneer de Ministeriële Samenwerkingsraad van oordeel is dat een van de redenen van
ontslag, in het eerste lid, onder b, van het voorgaande artikel vermeld, aanwezig is, verzoekt
hij aan de regering het ontslag van de betrokken ambtenaar aan de Koning voor te dragen.
De regering voldoet aan dit verzoek.
2. De Ministeriële Samenwerkingsraad deelt aan de betrokken ambtenaar zijn voornemen
om een dergelijk verzoek te doen onmiddellijk mede en stelt hem in de gelegenheid om een
verweerschrift ter toezending aan de Koning bij hem in te dienen.
3. Alle op de zaak betrekking hebbende stukken worden door de Ministeriële
Samenwerkingsraad tezamen met het verzoek aan de regering ter doorgeleiding aan de
Koning toegezonden.
4. De Ministeriële Samenwerkingsraad is bevoegd de betrokken ambtenaar in afwachting
van 's Konings beslissing te schorsen en in de waarneming van het ambt tijdelijk te voorzien.
5. De betrokken ambtenaar blijft gedurende de schorsing in het genot van zijn volle
bezoldiging.
6. Hij kan op zijn verzoek in de gelegenheid worden gesteld om zich in Nederland te gaan
verantwoorden; daartoe worden hem een verloftraktement en vrije overtocht toegekend.
7. De Koning beslist over het ontslag.
Artikel 109
1. De president en de overige leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie kunnen
door de Hoge Raad der Nederlanden worden ontslagen:
a. wanneer zij bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf zijn
veroordeeld, dan wel bij zulk een uitspraak een maatregel is opgelegd, die
vrijheidsbeneming tot gevolg heeft;
b. wanneer zij bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak onder curatele zijn
gesteld, in staat van faillissement zijn verklaard, surséance van betaling hebben
verkregen of wegens schulden zijn gegijzeld;
c. wegens handelen of nalaten dat ernstig nadeel toebrengt aan de goede gang van
zaken bij de rechtspraak of aan het in haar te stellen vertrouwen;
d. wanneer zij, na eerder wegens gelijke overtreding te zijn gewaarschuwd, de
bepalingen overtreden waarbij hun:
1. het uitoefenen van enig beroep wordt verboden;
2. een vast en voortdurend verblijf wordt aangewezen;
3. verboden wordt zich in enig onderhoud of gesprek in te laten met partijen of
haar advocaten, procureurs of gemachtigden, of enige bijzondere inlichting of
schriftelijk stuk van hen aan te nemen;
4. de verplichting wordt opgelegd een geheim te bewaren.
2. De procureur-generaal zendt de op de zaak betrekking hebbende stukken ter vervolging
aan de procureur-generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden.
3. Hij geeft hiervan aan de betrokken ambtenaar onmiddellijk kennis en stelt hem in de
gelegenheid om een verweerschrift bij de Hoge Raad in te dienen.
4. Wanneer de Ministeriële Samenwerkingsraad van oordeel is dat een van de redenen van
ontslag, in het eerste lid genoemd, aanwezig is, is hij bevoegd de betrokken ambtenaar in
afwachting van de beslissing van de Hoge Raad te schorsen en in de waarneming van diens
ambt te voorzien.
5. De betrokken ambtenaar blijft gedurende de schorsing in het genot van zijn volle
bezoldiging.
6. Het onderzoek door de Hoge Raad der Nederlanden geschiedt in raadkamer. De Hoge
Raad kan hetzij op verzoek van de procureur-generaal bij de Hoge Raad of van de
betrokken ambtenaar hetzij ambtshalve getuigen horen. De Hoge Raad hoort de ambtenaar
op diens verzoek.
7. De Hoge Raad der Nederlanden beslist bij met redenen omkleed arrest. De uitspraak
geschiedt in het openbaar.
8. In het vonnis waarbij een rechterlijke ambtenaar, niet vallende onder de bepalingen van
de voorgaande leden van dit artikel, wegens misdrijf veroordeeld wordt, wordt tevens zijn
ontzetting uitgesproken.
Artikel 110
1. Elk lid der rechterlijke macht tegen wie hetzij rechtsingang hetzij machtiging tot opneming
in een huis van bewaring of geneeskundig gesticht voor krankzinnigen is verleend of op wie
lijfsdwang is ten uitvoer gelegd, wordt daardoor in zijn bediening geschorst.
2. Schorsing in de bediening brengt geen schorsing mede in het genot van de bezoldiging.
Artikel 111
1. Als rechter in eerste aanleg treden op de leden van het Gemeenschappelijk Hof van
Justitie.
2. De rechters-plaatsvervanger in het eerste aanleg worden op een daartoe strekkend
voorstel van het Hof door de Ministeriële Samenwerkingsraad benoemd en ontslagen.
3. Bij landsverordening wordt aan de rechters-plaatsvervanger in Eerste Aanleg een toelage
toegekend.
Artikel 112
De werkzaamheden als rechter in eerste aanleg worden door de president van het Hof
onder de leden verdeeld.
Artikel 113
1. Het Openbaar Ministerie bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie wordt uitgeoefend
door of namens de procureur-generaal.
2. De procureur-generaal wordt door de Koning, na overleg met de regering, benoemd en
ontslagen.
Artikel 114
1. Wanneer de plaats van procureur-generaal openvalt, nodigt de regering het
Gemeenschappelijk Hof van Justitie, de procureurs-generaal van Curaçao, Aruba en St.
Maarten daaronder begrepen, uit een aanbeveling voor de benoeming te doen. Het Hof
maakt bij volstrekte meerderheid van stemmen een aanbevelingslijst op, bevattende de
namen van ten hoogste drie kandidaten.
2. De regering stelt op haar beurt een aanbevelingslijst op en zendt deze aan de Koning. Bij
het opstellen van de aanbevelingslijst neemt de regering zoveel mogelijk de aanbevelingen
van het Hof in acht.
3. Indien de regering voornemens is af te wijken van de aanbeveling van het Hof wint zij
daaromtrent, alvorens de lijst aan de Koning te zenden, het gevoelen van het Hof in. Het
gevoelen van het Hof alsmede de aanbeveling van het Hof worden bij de aan de Koning te
zenden aanbevelingslijst gevoegd. De regering motiveert waarom zij is afgeweken van de
aanbeveling van het Hof.
4. Over het voornemen een advocaat-generaal te benoemen wint de regering vooraf het
gevoelen in van de regering van het Koninkrijk.
Artikel 115
De procureur-generaal van Curaçao is bevoegd tot het instellen en intrekken van hoger
beroep van strafzaken. Tot het instellen en intrekken van hoger beroep van strafzaken zijn
mede bevoegd de procureurs-generaal van Aruba en St. Maarten volgens regels bij de
Samenwerkingsregeling van Curaçao, Aruba en St. Maarten gesteld.
Artikel 116
1. De leden van het openbaar ministerie bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, worden
ontslagen op de gronden genoemd in artikel 107, eerste lid. Zij kunnen voorts worden
ontslagen op de gronden genoemd in artikel 109, onder a, b en c, en bij gebleken
ongeschiktheid voor hun functie, anders dan uit hoofde van ziekte of gebreken.
2. De regering is bevoegd de procureur-generaal, de Raad van Advies gehoord, in
afwachting van 's Konings beslissing te schorsen. De procureur-generaal geniet gedurende
zijn schorsing zijn volle bezoldiging.
Artikel 117
De rechtspositie van de leden van het openbaar ministerie bij het Gemeenschappelijk Hof
van Justitie wordt overigens bij landsverordening onder goedkeuring van de Koning
geregeld.
Artikel 118
1. De procureur-generaal is het hoofd van het openbaar ministerie en is belast met de zorg
voor de justitiële politie. Hij is bevoegd aan de ambtenaren die met de politie belast zijn
zodanige instructies te geven tot voorkoming, opsporing en nasporing van misdrijven of
overtredingen als hij in het belang van een goede justitie nodig oordeelt.
2. De procureur-generaal waakt voor de richtige uitoefening van de taak van de politie. Hij is
bevoegd te dien aanzien aan de Ministeriële Samenwerkingsraad en aan de regering de
voorstellen te doen die hem dienstig voorkomen.
3. De waarneming van de procureur-generaal bij belet of ontstentenis wordt bij
landsverordening geregeld.
4. In geval van belet of ontstentenis van de procureur-generaal voor langere duur wordt door
of vanwege de Koning in de vervanging voorzien.
Artikel 119
1. Wanneer het aan het Gemeenschappelijk Hof van Justitie voorkomt, dat de vervolging
van strafbare feiten in Curaçao behoort ingesteld of voortgezet te worden, is de procureurgeneraal
verplicht om dan aan een bevel van het Hof om verslag te geven en de daartoe
betrekkelijke stukken over te leggen te voldoen.
2. De procureur-generaal is, behoudens de bepalingen van het Wetboek van Strafvordering,
verplicht om op bevel van het Hof te vervolgen of te doen vervolgen.
3. Onverminderd het bepaalde in de beide voorgaande leden zijn de ambtenaren van het
openbaar ministerie verplicht om de bevelen na te komen die aan hen in hun
ambtsbetrekking door of vanwege de regering gegeven worden.
Hoofdstuk 7. Openbare lichamen en zelfstandige bestuursorganen
Artikel 120
1. Bij landsverordening kunnen openbare lichamen ter behartiging van bepaalde belangen
worden ingesteld en opgeheven.
2. Bij landsverordening worden de taken en de inrichting van deze openbare lichamen, de
samenstelling en de bevoegdheid van hun besturen, alsmede de openbaarheid van hun
vergaderingen vastgesteld. Bij landsverordening kan aan hun besturen verordenende
bevoegdheid worden verleend.
3. Het toezicht op deze besturen wordt bij landsverordening vastgesteld. Vernietiging van
besluiten van deze besturen kan alleen geschieden wegens strijd met het recht of met het
algemeen belang.
Artikel 121
1. Bij landsverordening kan een zelfstandig bestuursorgaan worden ingesteld en opgeheven.
2. Bij landsverordening worden de inrichting, samenstelling en bevoegdheden van het
zelfstandige bestuursorgaan, alsmede de openbaarheid van zijn vergaderingen geregeld.
3. Bij landsverordening kan aan een zelfstandig bestuursorgaan verordenende bevoegdheid
worden verleend. De afkondiging van verordeningen van een zelfstandig bestuursorgaan
geschiedt door hun plaatsing in het Publicatieblad, met vermelding van de datum van
uitgifte.
4. Bij landsverordening wordt het toezicht op een zelfstandig bestuursorgaan geregeld.
5. Vernietiging door de regering of onthouding van goedkeuring door het bij
landsverordening aangewezen orgaan kan alleen plaatsvinden wegens strijd met het recht.
6. Een besluit tot vernietiging of tot onthouding van goedkeuring wordt met redenen omkleed
en regelt de gevolgen daarvan. De Raad van Advies wordt over een besluit tot vernietiging
gehoord.
Hoofdstuk 8. Herziening van de Staatsregeling
Artikel 122
1. Bij landsverordening kunnen in de bepalingen van deze staatsregeling wijzigingen worden
aangebracht. Elk voorstel tot verandering van de Staatsregeling wijst de voorgestelde
verandering uitdrukkelijk aan.
2. De Staten kunnen een voorstel tot zodanige landsverordening niet aannemen dan met
twee derden van de stemmen van het aantal zitting hebbende leden.
Artikel 123
Deze landsverordening kan worden aangehaald als "Staatsregeling van Curaçao".
Additionele Artikelen
Artikel I.
Bij landsverordening worden voorzieningen getroffen betreffende de verdere gelding als
regelingen van Curaçao van de op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze
Staatsregeling in Curaçao geldende landsverordeningen en andere regelingen en besluiten
van de Nederlandse Antillen alsmede eilandsverordeningen en andere regelingen en
besluiten van het eilandgebied Curaçao en betreffende de handhaving van de op dat tijdstip
in Curaçao bestaande organen van openbaar bestuur.
Artikel II.
Artikel 84, lid 2, treedt eerst na vijf jaren of op een bij landsverordening te bepalen eerder
tijdstip in werking.
Artikel III.
1. De op het tijdstip van inwerkingtreding van de Staatsregeling fungerende eilandsraad van
Curaçao verkrijgt op dat tijdstip de hoedanigheid van Staten van Curaçao.
2. De ingevolge het eerste lid zitting hebbende leden van de Staten treden, vier jaren nadat
zij als leden van de eilandsraad zitting hebben genomen, tegelijk af, behoudens in geval de
Staten eerder worden ontbonden.
3. Tot het in het tweede lid genoemde tijdstip geschiedt de vervulling van opengevallen
plaatsen in de Staten met toepassing van de bepalingen die op . . . . . . . ( de dag vóór het
tijdstip waarop nieuwe status intreedt) op de eilandsraad van Curaçao van toepassing
waren.
StatCounter - Free Web Tracker and Counter
PICTURES 4
LAYOUT
PICTURES
PICTURES 2
PICTURES 3
Website powered by Network Solutions®